s te voet of per fiets naar toe getrokken, kent de rust van
het begijnhof, de groote koele Sint Gumarus kerk vol zware pracht,
de boompjes langs de Nethe, de steenen brug, de winkeltjes met
de beroemde liersche vlaaikens... De bommen vielen daar te
midden dat oude stille leven. Dat was bij de deur. Eene groote
verslagenheid begon in de stad te heerschen.
In 't naar-huis-keeren, den nanoen van dien dag, zag ik door de
Huidevettersstraat een auto rijden met burgerwachten van Lier. Een
bevriend kunstschilder zat er bij en die wuifde naar mij toe met een
duitsche pin-helm als een glorierijke tropee. Die namen het dan toch
luchtig op. Zou het gerucht misschien niet overdreven zijn? Werd de
vijand mogelijk teruggeslagen?
Thuis vond ik, in mijn werkkamer, een motocyclist-vrijwilliger die een
zending volbracht had bij den generalen staf en van den tijd die
hem overbleef gebruik maakte om mij met een hartelijk bezoek te
verrassen. Die scheen aan de verschrikkingen van den oorlog
reeds heelemaal gewend te zijn, want zonder de minste ontsteltenis
vertelde hij mij, voor waar, dat ons leger ten zuiden van Mechelen
had moeten wijken en op 28 September het bombardement van
Waelhem en St Kathelijne Waver was begonnen. De welgerichte 42
cm. bommen hadden, zoo verzekerde hij mij, denzelfden dag nog
die twee forten bijna onbruikbaar gemaakt.
"Het is geen spel meer hoor, gelijk het ginder thans toegaat.
Wanneer de zware stukken, die daar ievers beneden Mechelen, op
beton-vloeren moeten staan, hunne reusachtige projectielen doen
neerkomen rond onze forten, dan springen er torenhooge fonteinen
van aarde in de lucht. Sneltreinen voor Antwerpen zoo hebben wij
die bommen gedoopt, zoo snorren zij door de lucht met eene
verbazende snelheid, zoo razen zij door den hemel met een
vervaarlijk geluid. In den avond ziet ge de dorpen met roode
vlammen branden op een horizont van lood. De menschen slaan
overal op de vlucht onder een regen van shrapnels."
Ik was nog niet van mijn verslagenheid bekomen toen mijn vriend,
voor mijn drempel, luchtig en welgezind op zijn motor sprong en
tuffend de straat uitreed. Van een voorbij-rennende kranten-
verkooper kocht ik een blad en er stond in vette letters op te lezen
dat de forten van Liezele, Breendonck en Bornhem hardnekkig
stand hielden en een aanval van den vijand, te Blaesveld met
verschrikkelijke verliezen werd teruggeslagen. Hetgeen naderhand
ook wel waar bleek. Doch waarom de andere droever waar
|