hij te zwijgen had, of dat hij
zou weten waar hem aan te klagen.
Waar zouden de menschen met zulke voorlichting, met zulke
gemoedsgesteltenis, een zekerheid gevonden hebben, wanneer nu
toch elk uur het bestaan der stad, de onafhankelijkheid van het land
kon beslist worden.
Toen ik weer huiswaarts trok dien avond scheen het mij of ik met
een verschrikkelijk geheim rond liep en ik vroeg mij zelf af of
ik uit geen akelige droom was ontwaakt. Want heel die groote
overbevolkte stad rondom mij leefde voort van gissingen, van
tegenstrijdige geruchten en, schier onaangetast, bleef het
vertrouwen in de onverwinbaarheid der steeds geroemde antwerpsche
vesting.
XVI-Rond De Stad
Het verlangen om mij met eigen oogen van den toestand te
overtuigen bracht mij weer eens buiten de poorten.
Ik had gelegenheid om in den vroegen morgen van 1 october met
een proviand-trein mee te rijden tot Hemixem, op de Schelde,
zuidwest van Antwerpen.
Ik zag een paar forten der tweede verdedigingslijn. Die lagen rustig
nog en zoo vereenzaamd in de ringsom open gelegde velden. De
harde vlakke beton-bouwen staken witgrijs omhoog uit het frisch-
groen gras der aarde-werken. Maar ik wist nu wat hun sterkte te
beduiden had wanneer eens het geweld en de verschrikking van
den nieuwen oorlog errond zouden komen spoken.
Onze trein was pas in het goederen-station toegekomen, of ik zag,
over den steenweg uit Hemixem-dorp, een onafzienbare sleep auto
's en motorwagens, in een rosse stofwolk, komen aangereden. Dan
volgden ook nog vele leverancie-wagens, door paarden getrokken
en waar de firma's van groote warenhuizen uit Brussel of Antwerpen
nog op te lezen stonden met, in een hoek, de haastig-overgeschilderde
aanwijzing van den legerdienst waarvoor zij werden gerekwireerd.
Het lossen van den trein begon en elke wagen kreeg zijne vracht:
amunitie-brooden met duizenden, zakken met peulvruchten,
aardappelen en haver, eetwaren in blikjes, bussen met naphta en
wat weet ik nog, hoopen en hoopen van alle soort proviandeering
die dagelijks door een leger verslonden wordt.
Ik stapte het station uit in de richting van Hoboken. Over de lege
gronden langs de baan, bewogen pelotons rekruten, nog in hun
burgerpak en die door onderofficieren gedrild werden. De bevelen
klonken schreeuwerig door de lucht.
Van uit Hoboken vertrok een houten brug-op-schepen over de
Schelde naar Cruybeke, waar het rustig veermanshuis, met zijn
witten gevel en rood dak,
|