ie wij hoorden? Waren het
onze forten of onze veldkanonnen die antwoordden? Het kon niet
goed uitgemaakt worden, 's nachts te Antwerpen. Tusschen slaap
en wake kwam het ons wel voor als een ver onweer, een staag
gerommel van donder, waar wij aan wenden, dat ons plots weer
opviel, bij 't ontwaken, en, in de duizeling, ons voorkwam als het
gonzen van de lucht zelf. Het scheen mij soms dan ook alsof wij
waren als vervolgde menschen, die met hun nog geredde schatten
gevangen zaten in diepe donkere katakomben, waar zij nog wel
door de duistere gangen en onder de lage gewelven konden
bewegen, maar nooit meer zouden uitgeraken, en aan de uiterste
poorten hooren zij het onverbiddelijk gebeuk van den vijand die elk
oogenblik kan binnenstormen met roof en verdelgingszucht...
Het was nacht rondom ons, ook overdag. Want wij kregen weinig of
geene berichten over die beslissende mokerslagen die op onze
gepantserde borstweer werden toegebracht.
Maar zonder juist nieuws voelde eenieder dat er iets geweldigs aan
't gebeuren was en spijts de hoopvolle zekerheden die de burgers
elkaar lieten opdringen, hing er als een gedurige angst in de lucht.
Ik had eene nieuwe bediening gekregen. Met enkele andere
advocaten werd ik aangesteld als burgerlijk afgevaardigde van den
krijgsgouverneur om toezicht uit te oefenen op de duitsche
handelshuizen waarvan de firmanten waren uitgedreven of in
hechtenis genomen. Mijn werk was thans vrijer dan wanneer ik heel
den dag als tolk of griffier in 't gevang doorbracht. Ik was aldus in de
gelegenheid mij een klaarder denkbeeld te vormen van den
algemeenen toestand en het uitzicht van Antwerpen. Ik lag als het
ware aan het hart van de stad en hoorde haar harteklop. Ik liet in mij
hare gevoelens terugwerken van angst en van vertrouwen. Elke
dag zou voortaan in mijn geheugen aangeteekend blijven met eene
kapitale gebeurtenis; elke dag zou ik een nieuw vertrouwen zien
onstaan of een laatste hoop zien verijdelen tot het noodlottig uur
van den onwederroepelijken ondergang.
Op dinsdag, 29 September, liep het gerucht in de stad dat Lier
was gebombardeerd. De bevolking was gevlucht en ondanks de
strengste maatregelen om de vluchtelingen den toegang tot
Antwerpen te beletten waren er vele door geraakt. Zij vertelden, hier
en daar, wat zij gezien hadden en beleefd. Er viel niet meer aan te
twijfelen. De mare verspreidde zich als loopend vuur.
De Duitschers naderden dus Lier! Elke Antwerpenaar is er
meermaal
|