heid
verzwegen? waarom de menschen in dwaling laten verkeeren? Zoo
moest ik van mijn huisgenooten dien avond aan tafel hooren dat zij
van verschillende kanten vernomen hadden dat Von Beseler aan
den commandant van Waelhem voorstellen zou gedaan hebben
om zijn fort over te geven maar deze, sterk in zijn hoop het uit te
houden, kranig zou geweigerd hebben; wat dachten die Duitschers
wel!
Zulke voorstellingen bleven ingang vinden bij velen, schenen zelfs
meer dan waarschijnlijk. De menschen grepen naar goed nieuws
als drenkelingen naar een plank. Wij zouden nu wel gaan zien
dat de oninneembare vesting van Antwerpen te vergeefs werd
aangetast. Aan omsingelen en uithongeren viel immers niet te
denken, zoo oreerden de kamerstrategen. Waarom vertwijfelen?
Die er anders over dachten, waren slechte vaderlanders. Die ander
nieuws rondstrooiden waren onruststokers, verspieders, landverraders
en die moesten worden aangeklaagd.
XV-Inferno
Ik bezocht 's anderdaags, 30 September, een paar ambulances in
de stad. Nieuwe zieken en gekwetsten waren daar toegekomen.
Hier was ik zeker de meest betrouwbare getuigen te vinden van
hetgeen binst de laatste dagen gebeurd was. Er waren afschuwelijk
verminkten die ik eerbiedig en zwijgend moest voorbijgaan. Ik zag
een jonge man, bleek en vaal en als levenloos, met een bloedig-
verbrijzelden arm, op een ziekewagentje naar de operatie-zaal
voeren. Maar een bevriend dokter bracht mij in een zaal waar
soldaten lagen die heelemaal of bijna niet gekwetst waren, maar in
een zenuw-crisis van het slagveld werden weggevoerd en nu nog
over heel hun lichaam beefden, terwijl hunne wijd-open oogen idioot
keken van de verschrikking die zij hadden doorgemaakt.
Zij kwamen meestal uit de forten van Waelhem, Sint Kathelijne
Waver, Koningshoyckt en Lier. Op onze vragen vertelden zij, met
een terughoudenheid alsof het niet mocht, hoe het er geheel
onhoudbaar was geworden. Vijf uur aan elkaar waren de bommen
op en rond hunne koepels gevallen. Van een soldaat uit het fort van
Lier, die als bij mirakel slechts lichte kneuzingen had opgeloopen,
vernamen wij hoe de pantsertoren van zijn fort als door een
reuzenhand werd uit zijn put gerukt en weggeslingerd.
Er waren ook soldaten die bij de troepen hoorden die de
tusschenruimten der uiterste fort-lijn verdedigden. Hunne haastig-
aangelegde loopgraven werden zoo hevig onder vuur genomen dat
alles weldra lag dooreen geschoten tot een strook land van
o
|