nzeggelijke en gruwzame wildernis.
Doch ik zal nooit het gezicht vergeten van die twee kanonniers die
uit de forten van Dorpsveld en Boschbeek geraakten. Hunne
gelaten waren geheel vertrokken en vervormd van het afgrijselijke
dat zij hadden doorleefd. Het scheen alsof zij uit een hel waren
gekomen waarvan de ontzetting hun nog als een nachtmerrie
vervolgde.
Het was niet gemakkelijk iets van ze te vernemen. Met nog
bevende lippen gingen zij eindelijk toch aan 't praten. Zij wisten niet
meer wat rondom hen te velde gebeurde. Zij hoorden slechts de
aanhoudende losbrandingen die alles daveren deden, als bij een
aardbeving. De koepel, waarin zij als het ware gevangen zaten te
midden der ongeloofelijkste ontketening van helsch geweld, was als
een schip dat geschud en gebeukt werd in den vreeselijksten storm.
Het gefluit en gesis der kogels, het geronk der snelvuurgeweren
joeg als rukwinden om hen heen. Zij konnen met moeite slechts
naast hunne stukken blijven, zoo helden zij langs alle kanten, zoo
begon de vloer onder hunne voeten te deinen, zoo begonnen de
wanden rondom hen te bewegen en te kraken. "Eindelijk" zoo
vertelde eene, "is onze koepel in breede scheuren opengesprongen."
Uit de woorden van den andere kon ik opmaken dat de massieve-
betonbouw van zijn fort in den grond zonk als onder de macht van
een reusachtigen plethamer.
Geen enkel bepaald nieuws in de bladen over al het gruwelijke dat
aan 't gebeuren was. Integendeel de bladen meldden dat de forten
onbeschadigd waren. In de kranten van donderdag avond 1
October stond zelfs te lezen dat er nog steeds verschrikkelijk
gevochten werd ten zuiden van de Nethe. Ons leger had wel de wijk
genomen tot aan deze rivier, maar de forten van Lier en
Koningshoyckt hielden den vijand in bedwang, die, tusschen
Tallaert en Lier, met bloedige verliezen werd achteruit gedreven.
De gemoederen werden nog maar steeds gerust gesteld. Ik dacht
bij mij zelf: wat een neerzinking, wat een paniek zal dat worden
wanneer de volle waarheid eens toch zal bekend geraken.
Ondertusschen bleef het een vaderlandsche plicht die waarheid te
verzwijgen of te loochenen. Een burger die uit de omstreken der
vuurlijn kwam en aan een kennis op de tram vertelde dat ons leger
overmand was, het niet langer meer kon uithouden en weldra
achter de Nethe een wijkplaats zou moeten zoeken, hoorde ik heftig
toespreken door een reiziger: dat het leugens waren om de geesten
te verwarren en te ontmoedigen, dat
|