rlaten akkers en plantages; zij is van weinig
nut, en wordt somwijlen gebruikt als dakbedekking voor de hutten der
inlanders. Bij gebrek van ander voedsel, geeft men de jonge plantjes
ook wel aan buffels en paarden. Hoe verder wij komen, hoe woester en
eenzamer de kust wordt: de boschrijke heuvelen worden, naar men zegt,
alleen door enkele _remontados_ bewoond, wier ongunstige reputatie
vrij wel overeenkomt met die der bandieten van de Abruzzen. Ik begrijp
niet, hoe het iemand kan invallen, in deze onbewoonde wildernissen
het beroep van roover te gaan uitoefenen.
In den vroegen morgen van den 5_den_ September varen wij de golf van
Albay binnen, en houden ons dicht onder den noordelijken wal, om de
talrijke banken te vermijden, die zich langs de zuidkust, ver in zee
uitstrekken. Ter wederzijde van de golf verheft zich eene keten van
boschrijke bergen. Tegenover ons, op den achtergrond, verrijst de
trotsche Mayon, de groote vulkaan van Albay, ruim zeven-en-twintig
honderd meters hoog; de onderste helft van den regelmatig gevormden
berg is geheel begroeid; de eigenlijke kegel is met asch en lava
bedekt, waarin de geweldige tropische regenvloeden diepe sporen
hebben gegraven.
Omstreeks half zeven liet de _Cebu_ het anker vallen voor het stadje
Legaspi, op ongeveer twee mijlen afstands van Albay, de hoofdstad
der provincie, gelegen. Wij vertrekken aanstonds met het rijtuig
van een spaansch koopman, don Jose Ortiz, naar Albay, en ontmoeten
onderweg den beminnelijken gouverneur der provincie, den alcade don
Juan Alvarez Guerra, aan wien wij door onze landgenooten, de heeren
Grenu en Dudemaine, zijn aanbevolen. De alcade zegt aanstonds dat wij
ons als zijne gasten hebben te beschouwen; en de daad bij het woord
voegende, geeft hij ons logies in de Casa real, het gouvernementshuis.
De heer Guerra brengt ons weldra in aanraking met de verschillende
leden der europeesche, en ook met de voornaamste vertegenwoordigers
der ook hier zeer talrijke chineesche kolonie. Te Albay vindt men een
aantal chineesche handelshuizen, die zeer belangrijke zaken doen; en
in de pueblos worden bijna alle handwerken en beroepen door Chineezen
uitgeoefend, de overal meer en meer de inlanders verdringen en in
economischen zin van zich afhankelijk maken. Deze chineesche bevolking,
wier aantal van jaar tot jaar groeit en de Philippijnen dreigt te
overstroomen, bevat zeer verschillende elementen; ongetwijfeld vindt
men onder die scharen van landverhuiz
|