ber vertrok ik van Surigao, om een bezoek te brengen
aan het meer Mainit, in het midden van het schiereiland gelegen. Na
dit meer te zijn overgestoken, zak ik de rio Tubay af, waardoor zich
de wateren van het meer ontlasten, en keer langs dien weg naar de kust
terug. In het dorp Tubay aangekomen, voel ik mij zeer onwel; zonder
zelf recht te weten wat ik doe, ga ik in de eerste hut de beste binnen
en strek mij in een hoek op den grond uit; ik heb nog ter nauwernood
de kracht, om Marcello, onder bedreiging van do zwaarste straffen,
te gelasten, eenige steenen heet te laten maken, om mij daardoor
te verwarmen. Het duurde niet lang of ik verloor mijn bewustzijn;
toen ik weer tot mij zelven kwam, werd mijne aandacht getrokken door
een zonderling schouwspel. Bij het schijnsel van eenige bougies,
in mijne bagage gevonden, hadden de cuadrilleros van het dorp en
mijne muchachos een feest aangericht; zij zijn hartstochtelijk aan
het kaartspelen, omringd door een half dozijn inlandsche meisjes,
die zij ik weet niet van waar gehaald hebben, en die, meer dan half
beschonken, de spelers palmwijn laten drinken uit een leeren kroes,
dien zij uit mijn zak moeten hebben gehaald. Denkende dat ik dood of
zoo goed als dood was, hebben mijne manschappen het als hun eerste
plicht beschouwd, om eenige piasters, die zij zoo pas verdiend hadden,
op deze wijze te verbrassen. De toorn geeft mij kracht; een rotting
grijpende, val ik op de spelers aan, die, verschrikt door mijne
onverwachte verschijning, in overhaasting de vlucht nemen en zich
onder luid gejammer de ooren toestoppen, hetgeen bij de Bisayas een
teeken is van den grootsten angst. Uitgeput door deze buitengewone
uitspanning, val ik weder in mijn hoek op den grond, ten prooi aan
ijlende koortsen. Den volgenden morgen is de aanval geweken; muchachos
en cuadrilleros nemen de verlegen, bevreesde houding aan van lieden,
die eene zeer ernstige tuchtiging verwachten. Ik bepaal mij ook nu tot
vreeselijke bedreigingen, die trouwens even weinig baten als slagen;
zoo lang ik in staat ben, de leiding op mij te nemen, kan ik op mijne
manschappen rekenen; ook met gevaar van hun leven, zullen zij zonder
aarzelen mijne bevelen gehoorzamen; verlies ik bij ongeluk mijn
bewustzijn, dan zou de herinnering aan de ondergane straf hen niet
beletten, toch weer de aandrift van hunne zorgelooze natuur te volgen:
zij zijn groote kinderen en moeten als zoodanig worden behandeld.
1 Januari 1881.--Het nieuwe jaar
|