begint met een allerhevigsten storm;
de koorts en het slechte weer houden mij te Tubay geketend, terwijl
ik in den omtrek zoo veel heb te doen. De _capitan_ van het dorp
verstaat een weinig spaansch, maar is in de hoogste mate dom; evenals
zijne onderhoorigen, schijnt hij altijd te droomen en te suffen;
niet dan met groote moeite kan ik het zoover brengen, dat hij mij
eenige eieren, wat vruchten en tabak bezorgt. Ik betaal voor alles
den tiendubbelen prijs; de capitan behoorde zich dus eenige moeite
te geven en mij de noodige levensmiddelen te verschaffen; maar er
is niets aan te doen: al deze _Manobos conquistados_ zijn behebt met
eene ongeneeslijke traagheid.
3 Januari.--De wind is gaan liggen; ik kan mij inschepen om naar
Surigao terug te keeren; den volgenden dag stap ik daar aan wal, om
mij aanstonds naar bed te begeven, want de koorts heeft mij op nieuw
aangetast; maar ik bevind mij nu bij pater Luengo, in eene goede,
geheel nieuwe pastorie, waar het mij aan niets ontbreekt; ik kan
niet dankbaar genoeg de oplettendheid en de teedere zorg roemen van
mijn gastheer, van zijn vicaris, den eerwaarden pater Ramon Micart,
en van hun helper, den heer don Jose Ubach. Deze geestelijken, die
voor zich zelven geene ontberingen ontzien en met het minste tevreden
zijn, weten mij de uitgezochtste spijzen te bezorgen, passende voor
mijne zwakke maag.
Weldra ben ik dan ook weder op de been, en maak mij gereed om
naar Davao terug te keeren, mijn weg nemende langs de oostkust
van Mindanao. Uit een geografisch oogpunt is deze weg verreweg de
belangrijkste. Men zegt mij wel, dat zulk een tocht in dit jaargetijde
tot de onmogelijkheden behoort; maar ik kan het altijd beproeven en,
als het moet, op mijne schreden terugkeeren. Ik maak dus de noodige
toebereidselen en vind, als steeds, bij alle Spanjaarden die te Surigao
gevestigd zijn, de hartelijkste medewerking. Door tusschenkomst van
den gouverneur, gelukt het mij de beste boot te huren, die er in den
omtrek te krijgen is, bemand met vijf flinke matrozen uit den stam der
Bisayas; bovendien voorziet de gouverneur mij van aanbevelingsbrieven
voor al de _capitanes_ of _gobernadorcillos_ in zijne provincie,
waarin hij hun gelast, mij onverwijld van alles te voorzien, wat ik
mocht noodig hebben.
Ik verlaat Surigao in den morgen van den 11_den_ Januari, en neem
eene aangename, dankbare herinnering mede aan de weinige dagen,
die ik daar heb doorgebracht.
VII
De oostkust van
|