ndanks hunne reputatie als ruiters, zitten deze inboorlingen
toch niet stevig in den zadel: door den eigenaardigen vorm van den
stijgbeugel kunnen zij hunne knieen niet goed gebruiken en moeten
zich dus in evenwicht houden: van daar dat een val van het paard
volstrekt geene zeldzaamheid is, vooral bij de groote bewegelijkheid
der ruiters. Daar komt bij dat zij, ook te paard zittende, steeds een
lans in de hand hebben, waardoor de kansen om een ongeluk te krijgen,
aanmerkelijk vermeerderd worden. Onlangs was ik met twee opperhoofden
uit den omtrek van Davao op de herten- en zwijnenjacht. Wij bevonden
ons aan den zoom van een uitgestrekt, zacht golvend weiland, rondom
door bosschen omgeven; achter ons waren eene menigte _sacopes_ en
slaven bezig, met groot geschreeuw, het wild op te jagen en naar
het weiland te drijven. Weldra schoot een hert uit het bosch te
voorschijn; wij jagen het dier na, dwars door het hooge gras, dat
een aantal kuilen en greppels voor hot oog verbergt; de inlandsche
paarden weten met merkwaardig instinkt die gevaarlijke plekken te
vermijden: zij voelen aan de weekheid van den bodem, dat een poel
of greppel in de nabijheid is en springen er over heen. Ditmaal had
een der paarden zijn sprong niet goed berekend en viel. De ruiter
werd natuurlijk over den kop van het paard heen geslingerd, en kwam
op zijne lans terecht, die ongelukkig in den grond was gedrongen,
met de punt naar boven. Gelukkig was de wond niet doodelijk; door
eene zorgvuldige behandeling mocht het mij gelukken, hem te genezen;
maar de ongelukkige dato zal zijn leven lang eene belemmering in de
ademhaling behouden en hij zal van de drijfjacht moeten afzien.
Men vindt in den omtrek van Davao verschillende inlandsche stammen,
die zich zeer wezenlijk van elkander onderscheiden.
De Bisayas geven den naam van Atas aan de Negritos, die ik tot dusver
nog enkel als slaven heb ontmoet, en ook aan andere stammen, die ten
noordwesten van den Apo leven. Deze laatsten hebben betrekkelijk een
vrij hoogen trap van beschaving bereikt en vormen een geordende
maatschappij; zij zijn de eenigen, die zich met de Moros durven
meten, aan wie zij een onverzoenlijken haat gezworen hebben; en hunne
stoutmoedigheid wordt niet zelden met goeden uitslag bekroond.
De Tagabawas, die in zeden en levenswijze niet veel van de Atas
verschillen, schijnen echter meer vredelievend en tot toenadering
gezind. Hunne kleeding bepaalt zich in den regel tot het hoogst
no
|