n,
zijn voorzien van schietgaten, geheel overeenkomende met die van
onze oude middeleeuwsche kasteelen. De rook moet maar zelf een goed
heenkomen zoeken. Er zijn geene andere meubelen dan eenige matten,
een spinnewiel en een hoogst eenvoudig weefgetouw; daarentegen een
overvloed van wapenen, bogen en pijlen, dolken, lansen en ijzeren
krissen, een volledig arsenaal.
Het dorp Kalibuhassan bestaat uit vijf hutten: een getal grooter
dan ik nog ergens aangetroffen had. Maar zulk eene hut heeft eene
zeer talrijke bevolking. Deze opeenhooping van menschen in hetzelfde
lokaal geschiedt niet alleen omdat de bouw van zulk eene woning, op
eene hoogte van tien, vijftien, ja zelfs twintig el boven den grond,
een zeer zwaar en moeielijk werk is; maar vooral ook opdat de bewoners
steeds in genoegzamen getale zouden zijn om een vijandelijken aanval
af te slaan. Men is namelijk in deze hutten nooit zeker, dat men den
volgenden dag zal aanschouwen. Midden in den nacht zal het bamboezen
dak misschien eensklaps in brand worden gestoken door vuurpijlen;
en de aanvallers, zich dekkende met hunne schilden, zullen trachten
met hunne bolos de boomstammen of palen om te kappen, waarop de
hut rust. In zulke gevallen is de aanvallende partij bijna altijd
overwinnaar: want de schoten en slagen van de verdedigers missen
in het donker vaak hun doel, en wanneer de hut in brand vliegt of
instort, worden zij onder het puin begraven en kunnen zich niet
meer verdedigen. De Mandayas moorden om te rooven, maar ook wel,
zonder uitzicht op voordeel, louter om de eer; zij hebben in hunne
taal een bijzonder woord, _bagani_, waarmede iemand wordt aangeduid,
die zestig hoofden heeft afgehouwen. Deze baganis zijn de eenigen,
die--mits de wettigheid van hunne aanspraken in de vergadering van
den stam bewezen zij,--het recht hebben, een soort van scharlaken
rooden tulband te dragen. En al de datos zijn baganis. Deze woeste,
barbaarsche zeden, vrij wel overeenkomende met die van de Dayaks op
Borneo en van vele andere stammen in de binnenlanden der eilanden
van den Maleischen archipel, geven eene voldoende verklaring van de
ontvolking dezer streek, van de ellende der bewoners en ook van hun
onverzoenlijken afkeer om zich bij mijne equipage te voegen. Iedere
Mandaya die zijn dorp verlaat, loopt groot gevaar, vermoord of tot
slaaf gemaakt te worden.
Die ruwheid van zeden heerscht trouwens overal in het binnenland
van Mindanao, en de Mandayas leven niet ellendiger
|