ar verre, verre achter
ons verheft zich op die grauwe oppervlakte eene reusachtige golf,
loodrecht als een muur en met een breeden rand van schuim gekroond;
zij nadert in vliegende vaart, aanrollende met onwederstaanbaar geweld:
onder dien loodkleurigen hemel, bij dien huilenden wind, een bode des
verderfs.... Na verloop van eenige sekonden heeft zij ons bereikt;
de banca verdwijnt in wolken van warrelend schuim; het woest geklater
en gekraak overstemt het geschreeuw mijner equipage. De banca is
vol water; dat zij boven drijft, is uitsluitend aan den uitlegger te
danken;--maar wij zijn een eind vooruitgekomen,--en mijne manschappen
hebben den tijd, althans gedeeltelijk het water uit te hoozen, eer
eene nieuwe golf komt; dit tooneel herhaalt zich acht- of tienmaal:
een laatste golf werpt ons in de rio van Gigaquit.
Mijne verschillende instrumenten drijven intusschen, beschadigd en
in hopelooze wanorde, op den bodem van de banca; in drift ontstoken
grijp ik den stuurman bij de keel: "Zeg mij, ellendige _tulisan_
(roover), hoe durft gij als stuurman dienst te doen, daar ge dit
vaarwater niet kent?
--_Dispense Usted_, Senor (Met uw verlof, Mijnheer), ik ken de kust
zeer goed.
--Waarom hebt gij mij dan niet vooruit gewaarschuwd?
--_Dispense Usted_, Senor, gij zaagt er bij ons vertrek zoo toornig
uit, dat ik geene opmerking durfde maken."
Aan den oever van de rio staat de pastorie van Gigaquit; juist toen
ik er binnen wilde gaan, nadert een Europeaan, even druipnat als
ik, van den anderen kant: dat is pater Puntas. Met onze doorweekte,
vast aan het lijf klevende kleederen, zien wij er zoo wonderlijk uit,
dat wij ons niet weerhouden kunnen, in lachen uit te barsten. Pater
Estevan Yepes, missionaris van Grigaquit, komt naar buiten, en ontvangt
mij, als trouwens al zijne achtenswaardige collega's, met de meeste
voorkomendheid. De pastorie is ruim; het zinken dak is tegen den
regen bestand; weldra kan ik mijne kleederen, mijne gereedschappen
en instrumenten en ook mijn persoon bij een goed vuur drogen.
16 Januari.--Het weer wordt steeds slechter; het is onmogelijk zee te
kiezen; geweldige branding en onophoudelijke stormvlagen houden ons
gevangen; en naar het schijnt, is dit het normale weer in dezen tijd
des jaars tot April of Mei! Toch moet ik eene laatste poging wagen,
om mijn tocht naar het zuiden te vervolgen.
Van een vluchtige beterschap gebruik makende, steken wij, bij eb,
van Gigaquit in zee en komen zon
|