egen; van
dezelfde instrumenten voorzien, zal ik gedurende de beklimming,
zooveel mogelijk op dezelfde uren, mijnerzijds waarnemingen doen;
uit de vergelijking onzer aanteekeningen zullen wij dan de hoogte
trachten op te maken.
5 October.--Reeds den vorigen avond zijn de inlandsche soldaten,
onder kommando van een europeeschen sergeant, over zee naar Sibulan
vertrokken. Ten zes uren in den morgen stijgen wij te paard; de Apo,
waarvan de top half door den morgennevel omsluierd is, verdwijnt
weldra geheel uit ons oog, want wij bevinden ons in de dichte bosschen,
die zich langs zijn voet uitstrekken en zijne hellingen bedekken.
Ons kleine gezelschap bestaat uit den eerwaarden pater Mateo Grisbert,
aan de missie van Davao verbonden, uit de heeren don Ramon Lon y
Al-bareda, tweeden luitenant bij de infanterie, don Ramon Cordero,
don Jose Maria Campo, en don Rafael Martinez.
Na een vrij langen rit door het bosch, komen wij weder op het strand;
het fijne, vochtige zand is eene uitkomst voor de paarden, die weldra
in vliegenden galop voortstuiven. Omstreeks drie uren in den namiddag
komen wij te Binogao, eene groote hut op het strand van Sibulan,
waar wij onze soldaten vinden en den dato Mani, vergezeld van een
honderdtal Bagobos te voet en te paard, allen gewapend met een bolo
(kris) en eene lans. Mani beweert, dat hij om ons eer te bewijzen
een zoo talrijk gevolg heeft medegebracht, en wij houden ons maar
of wij hem gelooven. Na eene korte rust begeven wij ons op weg;
wij keeren der zee den rug toe en beginnen den berg te beklimmen,
daarbij het pad volgende, dat naar de rancheria van Mani voert,
waar wij des avonds ten zeven uren aankomen.
Deze rancheria, die zeshonderd-dertien el boven de zee ligt, is zeer
groot, en omringd door eenige kleinere hutten en door eene vrij groote
uitgestrektheid bouwland: alles omsloten door het dichte woud. Al deze
hutten zijn vrij hoog boven den grond verheven en rusten op stammen
van boomachtige varens; de groote merkwaardigheid van deze rancheria
is eene kleine smidse, voorzien van een aanbeeld, dat door de Infieles
en Moros uit den omtrek met naijverige en begeerige blikken wordt
aangezien; in deze smidse worden, ondanks de gebrekkige werktuigen,
door de inlanders zeer goede bolos vervaardigd.
De vrouwen en de vader van Mani ontvangen ons boven aan de trap of
ladder, die toegang geeft tot het adellijk kasteel. De vader van Mani,
een meer dan tachtigjarige blinde grijsaard, houdt
|