mijne muchachos
mengen zich onder hen, waardoor allengs meer toenadering komt. Een
flesch wijn, eenige halskettingen en dergelijke kleinigheden maken
dat wij welhaast goede vrienden zijn. Na zonsondergang weerklinkt uit
alle hutten gelach en gezang; nadat het weer stil geworden is, heft een
oude waarzegger eene lange litanie, een soort van bezweringsformulier,
aan; naar het schijnt is zijn lied tot de maan gericht, wier stralen de
tusschen de bananen verstrooide hutten tooverachtig schoon verlichten.
Den volgenden dag in den namiddag kwam ik te Kalibuhassan, een vrij
belangrijk dorp, op een hoog voorgebergte gelegen, dat door een
smalle landtong met den oever verbonden is. De hutten zijn op palen
en boomstammen gebouwd, en tusschen de twaalf en vijftien el boven
den grond verheven; het dak van bamboestengels is zeer laag en prijkt
aan de beide uiteinde met een zwaren haarbos, die de booze geesten
moet afweren. De hutten zijn omringd door eene hooge palissade van
scherp gepunte palen; aan de binnen- en aan de buitenzijde van die
palissade zijn diepe kuilen of gaten aangebracht, die onder takken,
bladeren en aarde zijn verborgen en van binnen bezet met scherpe
bamboestengels. Aan den oever ziet men een soort van houten vork,
waaraan een plankje bevestigd is, op hetwelk bananen en rijst worden
nedergelegd, als een offer aan Limbucum, de heilige tortelduif, die
voor al de bewoners van het eiland Mindanao, naar het schijnt, een
voorwerp van vereering is. Als altijd, verwekt mijne komst eenige
opschudding; maar met hehulp van eenige geschenken wordt de rust
spoedig hersteld, en terwijl ik mij baad, zie ik dat de inboorlingen
mij gadeslaan, zooals ik naderhand van mijne muchachos hoorde, om
zich te overtuigen of de blanke man op zijn lichaam even haarig was
als op zijn gelaat.
Ik geef eenige halskettingen aan de kinderen, die in het slijk langs
den oever rollen; daarop nadert een bloedverwant van het afwezige
dorpshoofd tot mij, zeggende: "Ik zie wel dat gij een _lumun_ (broeder)
zijt; kom in mijne woning en slaap in vrede!"
Saamgebonden bamboestengels, waarin gaten gesneden zijn, vormen
een soort van ladder, waarmede men naar de hut klimt. Dadelijk na
zonsondergang wordt die ladder weggenomen. De hut heeft deur noch
venster; zij ontvangt haar lucht en licht door eene vrij smalle opening
tusschen de wanden en het dak: welke opening tevens met het oog op de
verdediging is aangebracht. De planken, waaruit de wanden bestaa
|