der ongeval over de baar. Nu zetten
wij koers naar de landpunt Tugas; maar ondanks alle inspanning van de
equipage, bijgestaan door de muchachos, komen wij niet vooruit. Deze
prauwen, door sommige reizigers zoo geprezen, zijn metterdaad ellendige
vaartuigen; de uitleggers belemmeren hun gang; de vorm van de kiel
belet het aanbrengen van een deugdelijk roer, in welk gemis zeer
onvolkomen wordt voorzien door een korten wrikriem; en bij eene sterke
branding zijn zij niet meer te vertrouwen, zoodra men niet meer voor
den wind stuurt. Bij de slingerende bewegingen stoot de uitlegger te
loefwaart met kracht tegen de golven, die de banca hebben opgetild,
zoodat de rottingbanden, waarmede hij aan de dwarshouten verbonden
is, beginnen los te laten. Dit is ook nu het geval: Francisco, die
den uitlegger aan bakboordzijde moet gaan vastbinden, wordt door eene
golf medegesleept en verdwijnt in de diepte. Gelukkig konden wij hem
weer opvisschen, toen hij, tien vademen verder, weder boven kwam.
Na dit ongeval was mijn besluit genomen. Ik geef mijn voornemen om over
zee naar Bislig te gaan op; ik zal daar spoediger komen wanneer ik over
land naar Bunauan ga; daar gekomen, zal ik het gebergte overtrekken,
dat zich tusschen het meer Linao en den Stillen-oceaan verheft. Ik zet
dus weer koers naar Placer, dat wij niet zonder moeite bereiken; de
wind, die eerst gunstig was, wordt te sterk en de zee is onstuimig;
de wind loopt plotseling naar het noorden en scheurt het groote
zeil aan flarden; mijne manschappen weten niet meer wat hun te doen
staat. Op dat oogenblik vliegt eene ontredderde banca pijlsnel langs
ons heen en wordt op de kust van Placer tot splinters geslagen, eer
ik haar een touw heb kunnen toewerpen. Gelukkig kan de bemanning den
vasten wal bereiken. Eindelijk komen wij, des avonds ten zeven uren,
te Taganaan, waar ik weldra, in gezelschap van pater Jaime Plana en
broeder don Pablo Aguilar, de vermoeienissen van dezen dag vergeet.
Den negentienden Januari kwamen wij te Butuan, Ik vaar de Agusan op:
hetgeen ten gevolge van den sterken was der rivier zeer langzaam
gaat; de nieuwe dorpen van de Manobos conquistados hebben zeer veel
te lijden gehad van de overstroomingen. Op mijn herhaald verzoek om
levensmiddelen, heeft de capitan van Guadelupe geen ander antwoord dan
dit: "Ik sterf van honger". Alle plantages zijn verwoest. Te Amparo is
er gebrek aan menschen, niet minder dan aan levensmiddelen. De hutten
staan ledig; de in
|