am
hebben gedragen. Wat ben je nu? Een slechte actrice met een mooi
gezichtje.
Ze werd wit en trilde. Ze klampte haar handen samen en de stem scheen
haar in de keel te hokken.
--Je meent het zoo niet, Dorian? fluisterde zij. Je speelt met me.
--Spelen! Dat laat ik aan jou over. Jij doet het zoo mooi, antwoordde
hij bitter.
Ze richtte zich op, en met een smart over haar gelaat kwam zij naar
hem toe. Zij legde haar hand op zijn arm en zag hem in de oogen. Hij
duwde haar weg.
--Raak me niet aan! schreeuwde hij. Een doffe snik, en zij wierp zich
aan zijne voeten. Zoo bleef zij liggen als een bloem, die vertrapt
was.
--Dorian, Dorian, ga niet van mij weg, stamelde zij. Het spijt me zoo,
dat ik slecht speelde. Ik dacht ook altijd door aan jou. Maar ik zal
mijn best doen, waarlijk, ik zal mijn best doen. Het kwam zoo
onverwachts, mijn liefde voor jou. Ik zou het nooit zoo geweten
hebben, als je mij niet omhelsd hadt, als wij elkaar niet gekust
hadden. O, zoen me nog eens! Ga niet van mij weg. Dat zou ik niet
kunnen verdragen. O, ga niet van mij weg! Mijn broer ... Ach neen, het
is niets! Hij meende het niet. Het was maar gekheid van hem ... Maar
jij ... O! kan je mij dezen eenen avond niet vergeven?! Ik zal hard
studeeren en goed mijn best doen! Wees niet wreed tegen me, omdat ik
meer van jou hou dan van iets ter wereld. En dan, het is toch maar een
keer geweest, dat ik niet goed gespeeld heb! Maar je hebt gelijk,
Dorian. Ik had meer artiste moeten blijven. Het was heel dwaas van me,
maar ik kon het niet helpen! O, laat me niet alleen, laat me niet
alleen!
Een hartstochtelijk gesnik scheen haar te doen stikken. Zij kroop over
den grond als een gewond dier, en Dorian Gray zag met zijne mooie
oogen op haar neer, en zijne fijne lippen krulden van minachting, er
is altijd iets dwaas' in de emoties van iemand, die men opgehouden
heeft lief te hebben. Hij vond Sybil Vane bespottelijk melodramatisch.
Haar tranen en snikken verveelden hem.
--Ik ga weg! sprak hij eindelijk met zijn kalme, heldere stem. Ik wil
niet boos op je zijn, maar ik kan je niet meer zien. Je bent me een
groote teleurstelling geweest!
Zij weende stilletjes, gaf geen antwoord, maar kroop dichter bij hem.
Hare handjes strekten zich in het vage uit als zochten zij hem. Hij
keerde zich om en ging de kamer uit. Een paar seconden later had hij
het gebouw verlaten. Waar hij ging, wist hij nauwlijks. Hij herinnerde
zich later gedwaald te hebben door
|