og zich onder dien troep onbevallige, slecht
gekleede acteurs als een schepsel uit eene andere wereld. Terwijl zij
danste dreef haar figuurtje op de muziek als een bloem op het water.
De teedere buigingen van haar hals waren als de rondingen van een
blanke lelie.
En toch was zij zeer mat. Zij toonde geene vreugde, toen hare oogen
Romeo zagen. De enkele woorden die zij te spreken had:
O, goede pelgrim, smaad uw hand niet langer.
Welpassend eerbetoon bewijst ge aldus;
Een heilge gunt zijn hand den beevaartganger.
Een hand in hand is vrome pelgrimskus;
de korte dialoog die volgde, werd zeer gekunsteld gezegd. De stem
zelve was als muziek, maar de toon was valsch. De kleur ervan was
slecht. Die nam al het leven uit de poezie weg. Die maakte de passie
onwaar.
Dorian Gray verbleekte terwijl hij haar zag. Hij begreep haar niet en
werd bang. Geen van beide vrienden durfde iets zeggen. Zij waren zeer
teleurgesteld. Maar zij voelden, dat een Juliet niet beoordeeld moest
worden voor de balconscene in de tweede acte. Dat was hun laatste
hoop. Mislukte zij daarin, dan beteekende zij ook niets.
Zij zag er allerbekoorlijkst uit, toen zij in den maneschijn naar
buiten trad. Dat moest gezegd worden. Maar het tooneelmatige van haar
actie was onverdragelijk en werd hoe langer hoe slechter. Hare gebaren
werden bespottelijk gemaakt. Zij gaf een noodeloozen nadruk op alles
wat zij te zeggen had. Die mooie passage:
Ge weet, de nacht omsluiert mijn gelaat.
Mijn wang bleke anders door een blos geverfd
Om wat deez' nacht u daar verraden heeft,
werd opgezegd met de pijnlijke juistheid van een schoolkind, ingepompt
door een declamatie-onderwijzer.
Toen zij over het balcon leunde en kwam aan de exquize regels:
'k begroet u blij, maar niet
Dat wisseln van geloften in deez' nacht.
Dat is te snel, te plotseling, te onberaden,
Te zeer als 't weerlicht dat verdwijnt nog eer
Men zegt: het licht! Vaarwel! Deez' liefdeknop,
Door 's zomers aam gekoesterd, is misschien
Een schoone bloem bij 't volgend wederzien[1]
sprak zij de woorden als hadden zij geen beteekenis voor haar. Het was
geene zenuwachtigheid. Integendeel, zij was geheel zichzelve. Het was
eenvoudig-weg slechte kunst. Zij was geheel mis.
Zelfs het ruwe onontwikkelde publiek van de pit en de galerij verloren
hun belangstelling. Zij werden onrustig en begonnen hard te spreken en
te fluiten. De Joodsche directeur st
|