elijken,
den staat van zondigheid "estat de pechie", de vier "estats de corps et
de bouche" aan het hof: panetiers, schenkers, voorsnijders en
keukenmeesters, de geestelijke wijdingen: priester, diaken, subdiaken
enz., de kloosterorden, de ridderorden. In de middeleeuwsche gedachte
wordt het begrip "staat" of "orde" in al die gevallen bijeengehouden
door het besef, dat elk dezer groepen een goddelijke inzetting
vertegenwoordigt, een orgaan is in den wereldbouw, even wezenlijk en
even hierarchisch-eerbiedwaardig als de hemelsche tronen en machten der
engelenhierarchie.
In het schoone beeld, dat men zich maakte van staat en maatschappij,
werd aan elk der standen zijn functie aangewezen niet overeenkomstig
zijn beproefde nuttigheid, maar overeenkomstig zijn heiligheid of zijn
schitterenden glans. Men kon daarbij de ontaarding der geestelijkheid,
het verval van de ridderlijke deugden bejammeren, zonder daarom het
ideale beeld ook maar eenigszins prijs te geven; de zonden der menschen
mogen de verwezenlijking van het ideaal beletten, toch blijft het
grondslag en richtsnoer der maatschappelijke gedachte. Het
middeleeuwsche beeld der maatschappij is statisch, niet dynamisch.
Het is een wonderlijke schijn, waarin Chastellain, de hofhistoriograaf
van Philips den Goede en Karel den Stoute, wiens rijke werk ook hier
weer de beste spiegel is van de tijdsgedachte, de maatschappij van zijn
dagen ziet. Hier is een man, in de velden van Vlaanderen getogen, die in
zijn Nederlanden de schitterendste ontplooiing van burgermacht voor
oogen had, en die niettemin, verblind door den uiterlijksten glans van
het Bourgondische prachtleven, in den staat slechts riddermoed en
ridderdeugd als de bron van kracht ziet.
God heeft het volk doen geboren worden om te arbeiden, om den grond te
bewerken, om door den handel duurzaam levensonderhoud te verschaffen, de
geestelijkheid voor de werken des geloofs, maar den adel, om de deugd te
verheffen en de gerechtigheid te handhaven, om met de daden en de zeden
van hun schoone personen den anderen een spiegel te zijn. De hoogste
taak in den staat, de bescherming der kerk, de vermeerdering van het
geloof, de bewaring van het volk voor verdrukking, de handhaving van het
gemeen welzijn, bestrijding van geweld en tirannie, versterking van den
vrede, Chastellain wijst ze alle den adel toe. Waarheid, dapperheid,
zedelijkheid en mildheid zijn zijn eigenschappen. En de adel van
Frankrijk, zegt deze hoogdravende
|