ermeester Guillaume de
Machaut neemt Eustache Deschamps de gedachte over; hij wijdt er tal van
gedichten aan. [193] Waarschijnlijk is hij het geweest, die aan de
behoefte aan symmetrie, welke den laat-middeleeuwschen geest zoo sterk
eigen is, voldeed, door aan de 9 preux 9 preuses toe te voegen. Hij
zocht er eenige, ten deele vrij zonderlinge, klassieke figuren voor
bijeen uit Justinus en andere litteratuur: o.a. Penthesilea, Tomyris,
Semiramis, en verhaspelde de meeste namen geducht. Dit belette het
denkbeeld niet, om opgang te maken, en zoo vindt men preux en preuses
bij de lateren, zooals in _Le Jouvencel,_ terug. Zij staan afgebeeld op
tapijten, men verzint hun blazoenen; bij den intocht van Hendrik VI van
Engeland te Parijs in 1431 gaan alle achttien hem voorop. [194]
Hoe levend de voorstelling gedurende de 15e eeuw en nog daarna gebleven
is, bewijst het feit, dat men haar parodieerde: Molinet beproeft zijn
luim aan een negental "preux de gourmandise". [195] Nog Frans I kleedde
zich af en toe "a l'antique" om een der preux voor te stellen. [196]
Deschamps heeft evenwel nog op een andere wijze dan door de aanvulling
met vrouwelijke pendanten de voorstelling uitgebreid. Hij verbond die
vereering van oude heldendeugd aan het heden, plaatste haar in de sfeer
van het opkomende Fransche militaire nationalisme, door aan de negen een
tijd- en landgenoot als tienden preux toe te voegen: Bertrand du
Guesclin. [197] Ook dat denkbeeld had succes; Lodewijk van Orleans liet
in de groote zaal van Coucy het beeld van den dapperen connetable als
tiende der preux opnemen. [198] Het was met reden, dat Orleans de
gedachtenis van du Guesclin een bijzondere zorg wijdde; hij zelf was
door den connetable ten doop gehouden, en deze had hem daarbij een
zwaard in de hand gegeven. Van de figuur van den dapperen en
berekenenden Bretonschen krijgsman neemt een nationaal-militaire
heldenvereering haar uitgang. Het valt op te merken, dat deze in de
15e eeuw nog niet in de eerste plaats Jeanne Darc geldt. Allerlei
veldoversten, die naast of tegen haar hadden gestreden, nemen in de
verbeelding der tijdgenooten veel grooter en eervoller plaats in dan het
boerenmeisje uit Domremy. Velen spreken van haar nog zonder aandoening
of vereering, meer als een curiositeit. Chastellain, die zijn
Bourgondische gevoelens, als het pas gaf, merkwaardig op zij wist te
zetten voor een pathetisch Fransch loyalisme, dicht een "mystere" op den
dood van Karel VII, wa
|