_consequenter_ ab auctore naturae, Deo talem actum aut
vetari aut praecipi. (l. 1 c. 1 Sec. 10.) Men vestige de aandacht op het
woordje "consequenter". Zou, zoo vraag ik mij af, Grotius hier niet
gedacht hebben, aan hetgeen hij bij oude Grieksche en Romeinsche
schrijvers gelezen had over "natura naturans" en "natura naturata"?
Bestaat het recht, omdat de mensch nu eenmaal sociaal is, hieruit volgt,
voor dengene, die gelooft aan een "natura naturans", die aan het bestaan
van God gelooft, van een Schepper van hemel en aarde, dat ook God zulke
met de sociale natuur overeenkomende rechtsverhoudingen wil. God als
Schepper gaf zulke geaardheid, Hij wilde zoodanigen aanleg en derhalve
ook de gevolgen: het recht. Het is redelijker, geloof ik, de woorden van
Grotius aldus uit te leggen. Dan houdt alle tegenspraak op. Bovendien
Grotius zelf geeft ons deze verklaring. Als hij spreekt over het
willekeurig door God gegeven recht, zegt hij, dat evenals dit recht ook
het natuurrecht, het jus sociale zoowel als het jus laxius, goddelijk
recht kan genoemd worden. Want, alhoewel het natuurrecht uit den mensch
van nature inwonende beginselen voortvloeit, kan het met reden aan God
worden toegeschreven; en wel, omdat het Gods wil was, dat zoodanige
beginselen in ons waren. Daarom zoo voegt hij er bij, zeiden reeds
Chrysippus en de Stoicijnen, dat de grondslagen van het recht nergens
anders te zoeken waren dan bij Jupiter zelf. (prol. 12.)
Het recht blijft dus zonder God; het verliest echter, zoo God niet
bestaat, zijn allergrootste, ja zelfs noodzakelijke sanctie, gelijk
Grotius later bij het strafrecht zal zeggen.
Dr. Nolens had dus gelijk met te zeggen, dat voor de Groot de
menschelijke rede, afgescheiden van alle betrekking tot God, de bron is
van het natuurrecht.
"La definition du droit naturel, zegt Charles Perin [82], laisse
apercevoir une conception rationaliste, bien qu'elle fasse appel a
l'intervention divine--C'est donc la raison que Grotius invoque d'abord,
c'est dans la raison qu'il prend son point de depart, et Dieu ne vient
la, que par voie de consequence". Ook Descamps [83] schijnt onze
zienswijze te zijn toegedaan. Hij schrijft: "Grotius avait remarque ...
que certaines regles morales se presentent a nous comme ne dependant pas
de la libre volonte de Dieu.... De ce que ces ... regles, ne dependent
pas de la libre volonte de Dieu, est-on autorise a conclure qu'elles
peuvent revendiquer une valeur propre, absolue, abstra
|