em humanam" [183] verdeelt St. Thomas met
Isidorus, in "jus gentium" en "jus civile" [184]. Datgene wat uit de
natuurwet wordt afgeleid, gelijk een gevolgtrekking uit een beginsel, is
het "jus gentium", "ut justae emptiones, venditiones et alia hujusmodi",
terwijl de meer bijzondere bepalingen omtrent voorschriften van het
natuurrecht, den naam dragen van burgerlijk recht. [185]
Wat voor St. Thomas in zekeren zin tot de "lex humana" behoort, het "jus
gentium" of de algemeene gevolgtrekkingen af te leiden uit de natuurwet,
behoort voor de Groot tot het natuurrecht zelve. Dit verschil van
opvatting berust hierop, dat volgens Grotius door onze natuur is
voorgeschreven of verboden, al datgene wat volgens de uitspraak van ons
verstand, overeenkomstig is of in strijd met onze geaardheid. De
bepaling der natuurwet, gelijk hij die geeft, kan men boven vinden.
St. Thomas zag in de natuurwet een "principium actionis", wel een
uitwendig beginsel, maar een beginsel was zij; daarom was voor hem
natuurwet slechts datgene, wat van nature in den mensch lag, datgene
waarheen de mensch zich van zelf getrokken voelde, wijl het de
natuurlijke werking was zijner faculteiten, terwijl het niet van nature
gevoelde goed of kwaad zijn eener handelwijze, maar door het vergelijken
en overeenbrengen dier handeling met een natuurlijk geziene goede
handeling, dus door redeneering het "jus gentium" vormde. Daarom had het
jus gentium eenigszins kracht van natuurwet. [186]
* * * * *
Van het recht in strikten zin kan men wel geen beter omschrijving
geven, dan die van Pottier. [187] Een zedelijke praeferentie, zoo noemt
hij het recht, waardoor iemand de voorkeur heeft, met uitsluiting van
alle anderen, in het gebruik eener zaak en die op de bijzondere
betrekking berust, waarin die zaak staat tot hem.
Op dezelfde wijze als Pottier denken ook Grotius en St. Thomas zich het
recht, in dezen strikten zin. Enggenomen recht, zegt de eerste, is het
opzigt dat daer is tusschen een redelijk wezen en iets dat op het selve
past, door waardigheid ofte toebehooren. [188] St. Thomas zegt: jus sive
justum est aliquod opus adaequatum alteri secundum aliquem aequalitatis
modum. [189]
Voor beiden is eveneens het recht, het jus, het voorwerp van de deugd
van rechtvaardigheid. "Jus est objectum justitiae" aldus St.
Thomas [190]. Rechtvaardigheid is een deugd van den wil om te doen wat
rechtmotig is, aldus Grotius [191].
St. Thom
|