Is dit recht van nature bij allen, mettertijd is ook
dit recht overgedragen aan bepaalde personen. (Sec. 9 n deg. 4) [132]
Het bestaat echter nog in zijn ouden vorm voor hen, die niet staan onder
een bepaalde rechterlijke macht (n deg. 5) en daar, waar geen rechtspraak
is.
Bij vele volken hebben de meesters over hunne slaven, de ouders over
hunne kinderen nog zelf het strafrecht in zijne volheid. (n deg. 5.)
Leert de wet van het Evangelie iets anders dan het natuurrecht? Neen.
Lijfstraffen, die geen blijvende schande of nadeel medebrengen en noodig
zijn, toegepast door hen, die daartoe de wettelijke macht hebben bijv.
door ouders en meesters enz., zijn niet in strijd met de wet van
Christus, (c. 22 Sec. 10 n deg. 1.) [133]
Straffen enkel uit wraakzucht is ongeoorloofd volgens de natuurwet. In
dit punt verbiedt Christus meer. Hij verbiedt zelfs haat toe te dragen
aan zijne vijanden. (n deg. 2.)
Wat betreft het recht om hen te straffen, die misdoen tegen het openbaar
welzijn, het bleef bestaan ook onder de Nieuwe Wet. (n deg. 8 Sec. 11.)
Publieke misdadigers straffen met den dood, is ook nog geoorloofd. (Sec.
12.) [134] Men moet hen echter, voor zij worden omgebracht, den tijd
geven voor berouw. (ibid.)
Het zou echter niet verkeerd zijn, zoo de christen vorsten de doodstraf
veranderden in dwangarbeid. Of de menschelijke wetten, die toestaan
bepaalde misdadigers te dooden, niet slechts bij de menschen, maar ook
bij God recht geven, bespreekt Grotius daarna. Het kan zijn, dat de
menschelijke wetten alleen eene menschelijke onstrafbaarheid verzekeren,
zij kunnen echter ook tegelijk met een onstrafbaarheid bij de menschen,
de daad geoorloofd maken in geweten. [135] Men kan dit afleiden, uit de
woorden der wet en uit de zaak, waarover het gaat. (Sec. 17 n deg. 1.)
Is het zeker, dat misdaden gestraft mogen worden, een andere vraag is:
mogen _alle_ misdrijven gestraft worden? (Sec. 18.) Meer innerlijke daden,
ook al worden zij bekend, geven geen recht tot straf; want het is niet
in overeenstemming met de menschelijke natuur, dat uit inwendige daden
wederzijdsche plichten en rechten volgen. Daardoor wordt echter niet
verboden, bij het afmeten van hetgeen iemand verdient, rekening te
houden met de innerlijke gesteldheid van den mensch, in zooverre deze
invloed heeft op zijne uitwendige handelingen. (Sec. 18.)
Niet strafwaardig zijn de onvermijdelijke gevolgen van de menschelijke
natuur, waaronder de misdrijven val
|