ers, hij
critiseert niet aller ideeen. Hij wikt en weegt ze, en toetst ze aan
principen, die, naar zijn meening, algemeen en onafwijsbaar waren.
Bouwstoffen vond hij en die gevonden bouwstoffen heeft hij geordend.
L'homme de genie, que l'on appelle le fondateur d'une science ne fait
que rattacher ses elements deja existents: il se borne a reunir ses
membres epars, a leur insuffler le souffle de la vie. [216]
Met de individualistische rechtstheorien zijner voorgangers ging Grotius
mede, en trachtte hun goed recht te bewijzen uit van te voren aangenomen
beginselen, en wijzigde vervolgens die rechtstheorien volgens de eens
aangenomen principen.
Waar vond echter de Groot de beginselen zijner individualistische
rechtsleer?
De weg werd hem gewezen door Erasmus, Coornhert, Thomas Morus en
anderen, door de humanisten in een woord.
Dit brengt ons als van zelf er toe te spreken over een anderen kring van
ideeen, waarin Grotius leefde, over het humanisme.
De scholastiek was na glorievolle dagen een tijdperk ingetreden van
allengskens grooter en dieper verval. Zij was opgegaan in een ijdel
woordenspel.
Terzelfder tijd kwam in Holland van uit Italie en Duitschland de kennis
der grieksche en romeinsche oudheid. Ook hier kende de bewondering
hunner kunstwerken weldra geen grenzen. Maar met de bewondering voor de
vorm-schoonheid, waarin men zijn gedachten had weergegeven, kwam ook
liefde voor die gedachten der Grieken en Romeinen zelf. Zoo vormde zich
de partij der renaissance onder den invloed der oude wijsheid, geholpen
door de groote vlucht, die de wetenschappen namen, terwijl de
scholastiek daarentegen geen kracht bezat, het denken in andere banen te
leiden. Daaraan dankte de partij der renaissance haar ontstaan, en als
wachtwoord koos zij: de autonomie der menschelijke rede. Voor het
tribunaal der menschelijke rede hadden zich alle instellingen der
volken, had zich alles te verantwoorden, gelijk Dilthey zegt.
De protestanten der 17de eeuw noemden sommigen hunner partijgenooten
"libertijnen", [217] het waren de humanisten, die het roomsch geloof
verlaten hadden, niet om een nieuw dogma van Luther of Calvijn aan te
hangen, maar om zelfstandig te kunnen denken.
Behalve de godsdienst-wetenschappen waren het vooral de zedekundige
vraagstukken, waarmee velen der humanisten zich gingen bezighouden.
De zedenleer was grondslag der rechtsstudie, en zoo vinden wij Grotius,
den rechtsgeleerde bij uitnemendheid op zijn pl
|