l der hoogste macht af, dat al hun
daden, die togen den wil der hooge overheid ingaan, geen regeringsdaden
meer zijn, maar daden van een privaat persoon, (c. 4 Sec. 6 n deg. 1.)
Een andere vraag is het echter voor Grotius, of men de overheid niet mag
weerstaan ook in geval van uitersten nood. (c. 4 Sec. 7 n deg. 1)
De wet van "non resistendi" is een menschelijke wet, gelijk de Groot
boven bewees. Daar nu zelfs niet alle goddelijke wetten in geval van
uitersten nood verplichten, doen dit nog minder de menschelijke wetten.
De wet, waarover het hier gaat is een menschelijke wet, zij hangt
daarbij af van den wil van hen, die het eerst den staat vormden; hier is
dus te zoeken, hoever deze wet gaat. Wat zouden deze eersten nu wel
geantwoord hebben, als men hun afvroeg of zij allen, ook zelfs in
doodsgevaar wilden verplichten, geen weerstand te bieden. "Nescio an
velle se sint responsuri," zegt Grotius, "nisi forte cum hoc
additamento, si resisti nequeat, nisi cum maxima reipublicae
perturbatione." [116] Ofschoon noode, Grotius geeft iets toch toe aan
zijn tegenstanders, de verdedigers der volkssouvereiniteit; en hij durft
niet met Barclajus, [117] "regii imperii assertor fortissimus," noodweer
van een afzonderlijk persoon of van een kleiner gedeelte van het volk
zoo maar zonder onderscheid veroordeelen.
Werd aan afzonderlijke personen bijna alle recht tot noodweer ontzegd,
ten opzichte van het volk als zoodanig, was men niet zoo streng. Zelfs
Barclajus gaf toe, dat het volk of de meerderheid, in geval van
onmenschelijke wreedheid tot zelfverdediging recht heeft. (l. 1. c. 4. Sec.
7. n deg. 4.) In meerdere omstandigheden heeft het volk, volgens de Groot,
recht zich te verweren tegen zijn wettigen souverein.
Het volk heeft dat recht, bijaldien de rechtsmacht van den vorst
afhankelijk is gebleven van het volk; in dit geval kan de
zelfverdediging zelfs zeer ver gaan; zulk een vorst kan met den dood
gestraft worden. (ibid. Sec. 8) Het volk heeft recht op zelfverdediging ten
overstaan van hen, die openlijk of stilzwijgend van het gezag afstand
heeft gedaan. Zoo iemand keert terug tot den rang van privaat persoon.
(ibid. Sec. 9). Verder is zelfverdediging rechtvaardig, wanneer een koning,
die het overheidsrecht ten volle, maar niet als eigendom bezit, dit
recht wil overdragen aan een ander (ibid. Sec. 10); als ook dan, wanneer
een vorst het geheele volk wil verdelgen; want het is onmogelijk, dat de
wil om een volk te bestiere
|