.) Het getuigenis der theologanten: [126] het getuigenis van
Suarez en Thomas. (2'a 2'ae q. 29. art. 3,--ibid. n deg. 8.) Een nieuw
bewijs voor zijn stelling vindt Grotius nog in de natuur en kracht van
den godsdienst, "quae ejus modi est ut homines placidos, obsequiosos,
amantes patriae, juris et aequi retinentes efficiat." (c. 6 n deg. 13.)
De macht der overheid in kerkelijke zaken strekt zich echter niet uit,
over hetgeen door God is ingesteld; zooals de Sacramenten, de
geloofswaarheden, enz. (c. 4. n deg. 11.) Hieromtrent kan zij alleen
bepalen, wat in deze zaken niet is geboden of verboden door God, zooals
zijn "circumstantias quaedam loci, temporis, modi." Zij kan bijv.
bevelen, dat een bisschop niet langer dan een jaar en niet zonder
toestemming der overheid zijn standplaats mag verlaten. (c. 3 n deg. 11.)
Andere bewijzen voor het recht der souvereine macht in kerkelijke zaken
van minder gewicht evenwel, vindt Grotius nog in het feit, dat de hooge
overheid deze macht niet kan afstaan; zonder schade voor het
gemeenebest. "Nam sacerdotum quidam eo sunt ingenio, ut ni pareant,
territent. Et multitudo, ut olim Curtius dixit, vana religione capta
melius vatibus quam ducibus paret." (n deg. 13.)
Al te goed naar het schijnt kende Grotius de revolutionaire gezindheid
der predikanten uit die dagen, en hun invloed op het volk.
Daarbij is het zeker, zoo zegt Grotius, dat een verandering in de
religie, zelfs in de plechtigheden, zoo zij niet met aller instemming
geschiedt of een klaarblijkelijke verbetering is, uiteraard den staat
schokt en tot groote onheilen voert.
_Het strafrecht._
De straf in het algemeen bepaalt Grotius, als een "malum passionis, quod
infligitur ob malum actionis." [127]
Dat de misdaad mag gestraft worden, zegt het natuurrecht. Hij, die kwaad
deed, is niet te goed om ook zelf te lijden. l. 2 c. 22 Sec. 1 n deg. 2.
De straf behoort bij de justitia expletrix (commutativa) want hij, die
straft, moet wettelijk recht hebben om te straffen, hij moet er de
zedelijke bevoegdheid toe hebben. Dat recht nu ontstaat door het
misdrijf van den schuldige. (ibid. Sec. 2 n deg. 3.)
Zegt de natuurwet, dat de misdaad kan gestraft worden, zij zegt niet
door wie. (Sec. 3 n deg. 1.)
Het is echter billijk, dat het geschiede door eene overheid, en van den
anderen kant is zeker hij daartoe niet bevoegd, die even slecht is als
de strafschuldige. (ibid.) [128]
Is iets "justum", het is daarom nog nie
|