l--de overheid kan strafbaar zijn, wijl zij verhindert
dat men den schuldige bestraffe--dient nader besproken te worden.
In een natuurtoestand heeft, volgens Grotius, eenieder die niet dezelfde
misdaad op zijn geweten heeft, het recht een misdadiger te straffen. Bij
het vormen van een staatsgemeenschap, is men echter overeengekomen, dat
voortaan de staat of de regeering de misdrijven der burgers tegen het
openbaar welzijn zou straffen. En zoo kreeg alleen de overheid het recht
haar onderdanen voor zulke misdrijven te straffen.
Wat echter de misdaden, die betrekking hebben op de algemeene
maatschappij, betreft, of de misdaden, waardoor een ander volk of diens
overheid wordt beleedigd, niet alleen de burgerlijke overheid van den
schuldige, heeft het recht deze te straffen, maar ook anderen. Daarom
zou een volk, waartoe de schuldige behoort, of zijne overheid
wederrechtelijk handelen, in geval het een ander zou verhinderen, zulk
een booswicht te straffen. (l. 2 c. 21 Sec. 3 n deg. 2.)
Dewijl echter het eene volk niet verplicht is, het andere gewapend
binnen zijn grondgebied te dulden, volgt dat de staat waarin de
schuldige leeft,--want het brengt geen verschil, of de schuldige burger
is van dien staat, of slechts na het bedrijven zijner misdaad in dat
land is gevlucht,--dat die staat een van beiden moet doen: Den
schuldigen straffen, als dat verzocht wordt, ofwel den schuldigen
uitleveren. (ibid. Sec. 4.)
Wat het asylrecht betreft, Grotius meent, dat dit slechts ten bate ia
van hem, die zonder zijn schuld vervolgd wordt. (ibid Sec. 5.)
Heeft aan de misdaad der onderdanen de overheid ooit schuld, ook het
omgekeerde komt voor; wanneer de onderdanen n.l. instemmen met het
misdrijf der overheid, of op haar aanraden iets doen, wat zij niet mogen
doen. (c. 21. Sec. 7 n deg. 1)
De staat is in zulke gevallen strafbaar, evenals diegenen der
onderdanen, die persoonlijk hebben medegewerkt. Maar hen, die niet
hebben toegestemd in de misdaad, in hun persoon of persoonlijke
bezittingen straffen, zou weer onrechtmatig zijn. Een interessante
kwestie is hier de volgende: Mag men altijd straf eischen voor een
misdrijf van het volk in zijn geheel? (c. 21 Sec. 8 n deg. 1.)
Men zou kunnen antwoorden van ja, zoolang het volk als volk blijft; maar
hier moet men opmerken, dat een volk als volk sommige dingen zelf bezit,
andere, niet zelf maar in zijn onderhoorigen. Zoo bijv. noemt men een
volk wijs of krachtig, als velen van dat vol
|