dat afzonderlijke; God die zorg
draagt voor de wereld, zorgt voor het goede van het geheel, en kan
daarom het kwade in het een of ander geval toelaten tot welzijn van het
geheel; zoo is immers, zegt St. Thomas, "corruptio unius, generatio
alterius." [165]
Gaat verder Gods voorzienigheid onmiddellijk over alles en allen? St.
Thomas antwoordt, met den tweevoudigen zin, aan te geven, waarin men de
Voorzienigheid kan nemen.
De Voorzienigheid is de "ratio ordinis reram in finem" en in dezen zin
opgevat, gaat Gods voorzienigheid onmiddellijk over alles. De
Voorzienigheid kan men nemen, wijl zij deze in zich sluit, als de
"exsecutio hujus ordinis," de verwezenlijking der voorgestelde orde; en
hier werkt God niet immer onmiddellijk, God bestiert het mindere door
het meerdere. [166]
De goddelijke Voorzienigheid heeft niet immer een noodzakelijkheid ten
gevolge. "Quibusdam effectibus praeparavit causas necessarias, ut
necessario evenirent; quibusdam vero causas contingentes, ut evenirent
contingenter." [167]
Met deze beginselen voor oogen, zegt St. Thomas, dat er een "eeuwige wet
Gods" bestaat, "ratio videlicet gubernativa totius aniversi in mente
divina existens." [168] De wet immers is een "dictamen practicae rationis
in principe, qui gubernat aliquam communitatem perfectam" [169] en het is
duidelijk, zoo de wereld geregeld is door Gods voorzienigheid, dat de
wereld door Gods verstand geleid wordt.
Waarom deze wet, de eeuwige wet genoemd wordt, behoeft niet gezegd te
worden.
Wat is nu de natuurwet?
St. Thomas zegt: er is eene natuurwet.
De wet is een regel en maatstaf, en kan daarom beschouwd worden in
zoover zij is in dengene, die regel en maatstaf gaf, of in zooverre zij
is in hem, die regel en maatstaf ontvangt. Wijl alles wat onderworpen is
aan Gods Voorzienigheid, door Gods eeuwige wet wordt geordend en
afgemeten, zoo is het zeker dat alles eenigszins deelachtig wordt aan
Gods wet, in zoover het n.l. door haar richting ontvangt naar de hun
eigen, handeling en het hun geeigende doel.
Op een bijzondere wijze staat de mensch onder Gods leiding [170] "in
quantum et ipsa (creatura rationalis) fit providentiae particeps, sibi
ipsi et aliis providens. Unde et in ipsa participatur ratio aeterna, per
quam habet naturalem inclinationem ad debitum actum et finem"; dat
deelachtig zijn van het redelijk schepsel aan de wet Gods noemt men nu
de natuurwet. [171]
De hier mogelijke opwerping: de mensch werkt aan zijn
|