mensch zijn krachten,
faculteiten genaamd. Het doel van den mensch is zijn goed, zijne
volmaaktheid; de bereiking daarvan vormt zijn geluk.
Niet gelijk de redelooze wereld werkt de mensch door middel zijner
faculteiten aan zijn doel. De mensch is met verstand begaafd, en hij is
vrij; zijne krachten zijn niet gelijk bij de lagere wezens vast gericht
op een bepaald doel, hij zelf heeft zijn krachten te richten, hij moet
zelf zijn doen leiden naar zijn vervolmaking. [149]
Men moet dit laatste goed begrijpen. "Omne agens agit propter
finem"; [150] en zoo kan ook de mensch nie handelen dan om een doel te
bereiken; niets zet zich immers in beweging, tenzij in een richting naar
een bepaald iets, de mensch, diezelf iets wil uitwerken, die zelf ergens
heen wil gaan, kan dat natuurlijk niet, zonder hetzelve te willen, en
verder wil men niets dan hetgeen ons goed is of goed lijkt; om dus iets te
willen, moet het een goed zijn, hetzij schijnbaar of werkelijk.
Geen goed willen bereiken door zijn handelingen kan de mensch niet
willen [151]; wat hij wel kan willen, dit goed of dat goed, het een of
het ander trachten te bereiken. Daar nu dit goed of dat goed dat men
bedoelt, objectief beschouwd,--als den mensch vervolmakend en voerend
tot zijne bestemming,--niet altijd evenwaardig is, maar om kort te gaan,
een schijnbaar goed of een werkelijk goed kan zijn [152], volgt dat de
mensch al moet hij noodzakelijk zijn goed willen, toch iets kan willen,
wat inderdaad slecht is voor hem, hij kan verkeerd handelen en doen,
naar iets trachten, dat in zeker opzicht een goed is voor hem, onder
ander opzicht een kwaad en dus niet het absolute goede, waarheen toch
zijn heel leven als naar een ondeelbaar punt moet gaan, waarheen al zijn
krachten in onderlinge ondergeschiktheid moeten werken, [153]
Maar staat dit alles vast, is het zeker, dat de mensch een bepaald doel
heeft te bereiken, dat zijn geluk vormt, en dat hij zelf zijn daden naar
dat doel heeft te richten, dat hij kan gaan naar dat bepaalde doel of
naar een ander, dan is het ook zeker, dat slechts zulk werken, dat in
overeenstemming is met zijn doel het goede werken is, dat het andere
doen het verkeerde of slechte doen is. [154]
Dat werken, dat doen en handelen in overeenstemming met zijn doel, kan
men noemen een handelen volgens de wet, volgens de eeuwige wet Gods,
volgens de natuurwet. Waarom? Omdat het is een werken volgens het plan
Gods, omdat het is een werken in den zin, waa
|