er
weken voorbij, zonder dat hij daar kwam; dan vergat hij dat geschilderd
beeld van gruwel, hervond hij zijne luchthartigheid, zijne vroolijkheid,
zijn hartstochtelijk opgaan in het leven. Dan, op eens, sloop hij
's nachts weg uit zijn huis naar een van die verschrikkelijke plaatsen
bij Blue Gate Fields en bleef daar dagen achtereen, tot hij weggejaagd
werd. Teruggekomen, zette hij zich voor zijn portret, het beeld, en
zichzelven vervloekend; vaak ook vervuld met een trots van
individualiteit, die de halve bekoring is der zonde; dan lachte hij
met geheim genoegen over de misvormde schaduw, gedoemd den last te
dragen die de zijne was. Enkele jaren later kon hij zelfs niet lang
uit Engeland wegblijven, verkocht hij zoowel de villa, die hij in
Trouville samen met Lord Henry bewoonde, als het kleine, wit ommuurde
huis in Algiers, waar hij zoovele winters had doorgebracht. Hij kon
niet gescheiden zijn van het portret, dat zooveel in zijn leven was;
ook vreesde hij, dat iemand in zijne afwezigheid de kamer zou
binnendringen, in weerwil van hare bewerkelijke sloten en grendels.
Hij begreep wel, dat men er toch niets van zoude begrijpen. Het was
waar, dat het portret nog onder al die laagheid en leelijkheid
sprekend op hem geleek, maar wat gaf dat? Hij had het immers niet
geschilderd? Wat kon het hem schelen hoe afschuwelijk en vol schande
dit er uit zag! Zelfs al vertelde hij zijn geheim, niemand zou het
gelooven. En toch was hij bang. Soms op zijn groot buiten in
Nottinghamshire, feestvierend met zijne vrienden, jongelui van de
wereld, ieder verbazende door de lichtzinnige luxe, de schitterende
splendeur zijner levenswijze, verliet hij in eens zijne gasten, vloog
hij naar de stad om te zien of iemand aan de deur geweest was, of het
portret er nog hing. Als het eens gestolen was! De gedachte alleen
maakte hem koud van angst. De wereld zou zijn geheim dan weten.
Misschien vermoedde de wereld al iets!
Want al bekoorde hij velen, er waren er toch die hem wantrouwden. Hij
werd bijna gedeballoteerd uit de West-End Club, waarvan hij toch, om
geboorte en pozitie, volkomen recht had lid te zijn; men vertelde,
dat, geintroduceerd in de rookkamer van den Churchill, de Hertog van
Berwick en een andere heer zeer gemarqueerd op waren gestaan, waren
heengegaan. Vreemde geschiedenissen liepen over hem om. Er werd
verteld, dat hij gezien was, vloekende met vreemde matrozen in
White-Chapel, dat hij omging met dieven en valsche munters, i
|