ak de man. Als je je verroert, schiet ik.
--Je bent gek. Wat heb ik je gedaan?
--Je verwoestte het leven van Sibyl Vane, was het antwoord. Sibyl Vane
was mijn zuster. Ze heeft zich van kant gemaakt. Ik weet het. En dat
is jouw schuld. Ik heb gezworen, dat ik jou op je beurt vermoorden
zou. Ik zoek je al jaren. Ik wist heelemaal niet hoe je er uitzag. De
twee menschen, die je hadden kunnen beschrijven, zijn dood. Ik wist
niets van je dan den naam, dien zij je gaf. Ik hoorde dien van nacht
bij toeval. Bid God, want van nacht zul je sterven.
Dorian Gray werd ziek van angst.
--Ik heb haar nooit gekend, stamelde hij; ik heb nooit van haar
gehoord. Je bent gek.
--Je deed beter alles te bekennen, want zoo waar ik James Vane heet,
ik schiet hoor!
Het was een verschrikkelijk oogenblik. Dorian wist niet wat hij doen
of zeggen zou.
--Op je knieen, donderde de man. Ik geef je een minuut om je zonden te
bedenken, geen seconde meer. Ik ga van nacht onder zeil naar Indie, ik
moet hiermee klaar zijn. Een minuut en dan uit.
Dorians armen vielen slap langs zijn lijf. Verlamd van schrik wist hij
niet meer wat te doen. Op eens schoot een radelooze hoop door zijn
brein.
Hou op, riep hij. Hoe lang is het geleden, dat je zuster stief? Gauw,
zeg op.
--Achtien jaar, sprak de man. Waarom vroeg je dat? Wat doen de jaren
er toe!
--Achtien jaren! lachte Dorian Gray, triomf in zijne stem! Achtien
jaar! Zet me onder die lantaren en kijk me eens goed aan!
James Vane aarzelde, niet begrijpend wat hij wilde. Toen pakte hij
Dorian Gray beet, en sleurde hem weg uit de poort. Flauw en flikkerend
als het verwaaide lichtje was, toch toonde het hem genoeg zijne
vergissing, zooals het scheen, want het gelaat van den man, dien hij
had willen dooden, was nog frisch en jong. Hij scheen een jongen van
twintig jaar, niet veel ouder dan zijne zuster, toen zij jaren geleden
afscheid hadden genomen. Het was duidelijk, dat deze man het niet kon
geweest zijn. Hij liet zijn greep los en deinsde terug.
--Mijn God! Mijn God! riep hij; en ik zou je vermoord hebben!
Dorian haalde diep adem.
--Je bebt bijna een verschrikkelijken misdaad begaan, sprak hij
streng. Laat het je een waarschuwing zijn om de wraak niet in eigen
handen te nemen.
--Vergeef me, meneer, mompelde James Vane. Ik heb me vergist. Een
enkel woord, dat ik hoorde in dat vervloekte hol, bracht me op een
verkeerd spoor.
--Je deed beter naar huis te gaan, en dat pistool we
|