chje.
Waarom hou je je menschen toch niet uit den weg? Mijn geheele dag is
er door bedorven.
Dorian volgde hen met den blik toen zij in het elzenboschje drongen en
de buigzame, dunne takken op zij schoven. Spoedig verschenen zij weer,
zij trokken een lichaam achter zich voort, in het zonlicht. Hij keerde
zich om in afschuw. Het was hem of het ongeluk hem volgde waar hij
ging. Hij hoorde Sir Geoffry vragen of de man waarlijk dood was; toen
het ja van de jager. Het was hem of het bosch begon te leven, als met
vele gezichten. Hij hoorde het getrappel van duizenden voeten, het
doffe gemurmel van stemmen. Een groote fazant, met koperkleurige
borst, fladderde door de takken boven hen.
Na eenige oogenblikken, eindelooze uren van marteling, voelde hij een
hand op zijn schouder. Hij schrikte, en zag om.
--Dorian, zei Lord Henry; zou ik maar niet zeggen, dat de jacht van
daag moet ophouden. Het staat niet om er mee door te gaan.
--Ik wou, dat ze nooit meer jaagden, Harry! antwoordde hij bitter. Het
is verschrikkelijk wreed. Zou de man waarlijk ...
Hij kon zijn zin niet voleindigen.
--Ik vrees van ja, hernam Lord Henry. Hij kreeg het volle schot in de
borst. Hij moet bijna onmiddelijk dood geweest zijn. Kom, ga mee naar
huis.
Zij liepen samen in de richting van de laan, en spraken geen woord.
Eindelijk zag Dorian Lord Henry aan, en, met een zucht:
--Het is een slecht teeken Harry, een slecht voorteeken.
--Wat? vroeg Lord Henry. O, dit ongeluk zeker. Maar kerel, daar kon
niemand iets aan doen. Het was zijn eigen schuld. Waarom kwam hij ook
voor de geweren? Buitendien, hebben wij er heelemaal niets mee te
maken. Het is natuurlijk heel vervelend voor Geoffrey. Je mag zoo maar
geen drijvers schieten. En de menschen zullen zeggen, dat hij een
slecht jager is. Nu dat is niet zoo. Geoffrey mikt uitstekend. Maar
het geeft niets of we daar nu al over spreken.
Dorian schudde het hoofd.
--Het is een slecht voorteeken, Harry. Ik heb een gevoel of er iets
vreeselijks gebeuren zal met iemand van ons. Misschien met mij, voegde
hij er bij, en streek zich met de hand langs de oogen als had hij
pijn.
Lord Henry lachte.
--Het eenige vreeselijke in de wereld is je te vervelen, Dorian. Dat
is de eenige zonde, waarvoor geen vergeving is. Maar daar zullen wij
geen last van hebben, als ze er tenminste niet over kakelen aan het
diner. Ik zal ze zeggen, dat ze er niet over moeten spreken. En dan,
er bestaan geen voorteekens.
|