een hoek. Die
moesten verborgen worden. Hij opende een geheime kast in den muur, een
kast, waar hij zijne vermommingen borg, en stopte alles er in. Hij kon
ze later gemakkelijk eens verbranden. Toen haalde hij zijn horloge
uit. Het was tien minuten voor half een.
Hij ging zitten en dacht na. Ieder jaar, iedere maand bijna, werden er
in Engeland menschen opgehangen om hetgeen hij nu gedaan had. Een
drang naar moorden hing er in de lucht. Er was zeker een roode ster te
dicht bij de aarde gekomen ... Maar welke bewijzen waren er tegen hem?
Basil Hallward had het huis om elf uur verlaten. Niemand had hem weer
binnen zien komen. De meesten der bedienden waren op Selby Royal. Zijn
knecht was naar bed ... Parijs! Ja, Basil was naar Parijs gegaan, met
den nachttrein, zooals zijn plan was. Er zouden maanden voorbij gaan,
eer hij gemist werd. Maanden! Alles kon immers lang voor dien tijd
vernietigd worden.
Eene plotselinge gedachte weerlichtte in hem op. Hij deed zijn pels
aan, zette zijn hoed op en ging in de gang. Daar bleef hij stil staan
en luisterde naar de langzame, zware stappen van den agent buiten, en
hij zag het licht zijner lantaren weerkaatst in het venster. Hij
wachtte en hield zijn adem in. Na enkele oogenblikken trok hij de knip
weg en sloop naar buiten, de deur zachtjes dichttrekkend. Toen begon
hij aan de bel te luiden; binnen vijf minuten verscheen de knecht,
half gekleed, slaperig.
--Het spijt me, dat ik je moest opbellen, Francis, sprak hij
binnenkomend, maar ik had mijn sleutel vergeten. Hoe laat is het?
--Tien minuten over tweeen, meneer, antwoordde de man, op de klok
ziende, knipoogend.
--Tien minuten over tweeen. Hoe verschrikkelijk laat! Je moet me
morgen om negen uur wekken. Ik heb wat te doen.
--Goed, meneer.
--Is er iemand geweest?
--Mr. Hallward, meneer; hij bleef tot elf uur en ging toen weg om den
trein te halen.
--Zoo! Dat spijt me. Heeft hij een boodschap achtergelaten?
--Neen, meneer; alleen, dat hij u uit Parijs zou schrijven, als hij u
niet in de club vond.
--Goed Francis. Vergeet niet me morgen op te roepen, om negen uur.
--Neen, meneer.
De man slofte op zijn pantoffels de hall door. Dorian Gray wierp jas
en hoed op de tafel en ging in de bibliotheek. Een kwartier lang liep
hij in de kamer op en neer na te denken, op zijne lip bijtend. Toen
nam hij een adresboek van een van de planken en zocht er in:
Alan Campbell, 152 Hertford Street, Mayfair. Ja, dat was de m
|