ough deed of zij luisterde naar de
beschrijving, die de hertog haar gaf van den Braziliaanschen kever,
dien hij aan zijne verzameling had toegevoegd. Drie jongelui in
elegante smokings prezenteerden gebakjes aan de dames. Het gezelschap
bestond uit twaalf personen en den volgenden dag werden er meer
verwacht.
--Waar hebben jullie het over? vroeg Lord Henry, bij de tafel komend
om zijn kopje neer te zetten. Ik hoop, dat Dorian je verteld heeft van
mijn plan om alles te herdoopen, Gladys. Zou je het geen aardig idee
vinden?
--Maar ik heb geen lust herdoopt te worden, Harry, antwoordde de
hertogin, hem aanziende met haar oogen vol charme. Ik ben heel
tevreden met mijn naam, en Mr. Gray zeker ook met den zijne.
--Gladyslief, ik zou geen van die twee namen willen veranderen. Ze
zijn beide uitstekend. Ik dacht voornamelijk aan bloemen. Gisteren
plukte ik een orchidee voor mijn knoopsgat. Het was een prachtige
gevlekte, bijna zoo mooi als een van de zeven doodzonden. Op een
ondoordacht oogenblik vroeg ik den tuinman, hoe ze heette. Hij zei zoo
iets van Robinsoniama of iets dergelijks barbaarsch. Het is treurig,
maar we schijnen verleerd te hebben de dingen mooie namen te geven. En
een naam is alles. Ik vecht nooit tegen feiten. Ik vecht alleen tegen
namen. Dat is ook de reden, waarom ik niet van realisme hou in
literatuur. De persoon, die een spa, een spa noemt, moest veroordeeld
worden er zelf een te gebruiken. Dat is het eenige, waarvoor hij
geschikt is.
--Hoe zouden wij jou dan wel moeten noemen, Harry? vroeg zij.
--Prins Paradox, zei Dorian.
--Ja uitstekend, riep de hertogin uit.
--Ik wil er niets van weten, hoor, lachte Lord Henry, neerzinkend in
zijn stoel. Een bijnaam raak je nooit kwijt. Ik weiger den titel.
--Vorsten mogen geen afstand doen, waarschuwden een paar aardige
lipjes.
--Moet ik dus mijn troon verdedigen?
--Ja.
--Ik heb meer hoop op de waarheden van de toekomst.
--Ik prefereer de mindere perfectie van het heden, antwoordde zij.
--Je ontwapent me, Gladys, riep hij, in haar dartelheid komend.
--Alleen van je schild, Harry: je hebt nog je speer.
--Die hef ik nooit op tegen schoonheid.
--Dat is juist een fout van je, Harry, geloof me. Je hecht veel te
veel aan uiterlijk schoon.
--Hoe kan je dat zeggen? Ik geef toe, dat ik liever mooi ben dan
braaf. Maar daarentegen zal ik de eerste zijn om toe te stemmen, dat
braafheid nog beter is dan leelijkheid.
--Leelijkheid is dus
|