en in je optoovert; een regel uit een lang
vergeten gedicht, dat je toevallig weer ontmoet; een cadenz uit een
stuk, dat je niet meer speelt. Er zijn momenten dat de geur van witte
seringen over mij heen strijkt, en ik de vreemdste maand uit mijn
leven weer opnieuw moet doorvoelen. Ik wou, dat ik met je ruilen kon,
Dorian. De wereld heeft veel over ons beiden gesproken, maar jou heeft
ze toch altijd aangebeden. En dat zal ze je altijd blijven doen. Je
bent het type van wat onze eeuw zoekt en wat ze vreest gevonden te
hebben. Ik ben blij, dat je nooit iets gedaan hebt, nooit een beeld in
marmer gehouwen, nooit een schilderij geschilderd, nooit iets
geschapen hebt, behalve jezelven. Het leven is je kunst geweest. Je
hebt jezelven op muziek gezet. Sonnetten zijn je levensdagen.
Dorian stond van de piano op, en streek zich met de hand door het
haar.
--Ja, het leven is voor mij geweest als een exquize kunst, en toch
Harry, zal ik niet meer dat zelfde leven leven. En je moet niet zoo
overdreven tot me spreken. Je weet niet alles van me. Ik geloof, dat
zoo je alles wist, zelfs jij je van mij af zou wenden. O, je lacht.
Lach niet Harry!
--Waarom speel je niet meer, Dorian? Toe, speel die nocturne nog eens
over. Zie die groote gele maan daar hangen in een lucht van mist. Ze
wacht, dat je haar bekoren zal, en als je speelt zal ze dichter bij de
aarde komen. Wil je niet? Ga dan mee naar de club. Het is een
gezellige avond geweest en we zullen hem ook prettig eindigen. Daar is
iemand bij White, die erg verlangend is kennis met je te maken: de
jonge Lord Poole, de oudste zoon van Bournemouth. Hij draagt al
dezelfde dassen als jij, en vroeg mij hem aan je voor te stellen. Hij
is een charmante jongen--en laat me wel wat aan jou denken.
--Dat hoop ik niet, zei Dorian, met een treurige blik in de oogen.
Maar ik ben wat moe, Harry. Ik ga liever niet mee naar de club. Het is
bij elven, en ik ga vroeg naar bed.
--Kom, blijf nog wat op. Je hebt nooit zoo mooi gespeeld als van
avond. Je hadt in je aanslag een uitdrukking, die ik er nooit van te
voren in gehoord heb.
--Dat komt misschien omdat ik braaf ga worden, antwoordde hij met een
glimlach. Ik ben al een beetje veranderd.
--Voor mij kan je nooit veranderen, Dorian. Wij zullen altijd vrienden
blijven.
--En toch heb je me eens vergiftigd met een boek. Dat kan ik je niet
vergeven. Harry, beloof me, dat je dat boek nooit aan een ander zal
leenen. Het maakt slecht.
--Jon
|