jls over en verscheurde dien toen
met een ontevreden uitdrukking op zijn gezicht.
--Een lastig ding, zoo een vrouwengeheugen! zooals Lord Henry eens
gezegd had.
Toen hij zijn cafe-noir op had, veegde hij zich voorzichtig de lippen
met zijn servet, wenkte den knecht even te wachten en schreef twee
briefjes. Het eene stak hij in den zak en het andere gaf hij den
knecht.
--Breng dit naar Hertford Street 152, Francis, en als Mr. Campbell uit
de stad is, moet je zijn adres vragen.
Zoodra hij alleen was, stak hij een cigarette op en begon wat te
krabbelen op een stukje papier; eerst schetste hij bloemen, toen
stukjes architectuur en toen gezichten. Op eens merkte hij, dat ieder
gezicht eene fantastische gelijkenis had met Basil Hallward. Hij
fronste de wenkbrauwen en stond op, ging naar de boekenkast en nam het
eerste het beste boek er uit. Hij nam zich voor niet te denken over
het gebeurde, voor het hoog noodzakelijk was. Op de bank zich
neervlijend las hij het titelblad. Het was Gautier's Emaux et Camees,
uitgave van Charpentier op Japansch papier, met de etsen van
Jacquemart. Het was gebonden in citroen-geel leder, met figuren van
verguld traliewerk en gespikkelde granaatappels. Hij had het gekregen
van Adrian Singleton. Er in bladerende viel zijn oog op het gedicht
over de hand van Lacenaire: die kille, gele hand, "du supplice encore
mal lavee", met enkele rossige haren en zijn "doigts de faune". Hij
zag naar zijne eigen dunne, witte vingers, rilde in weerwil van
zichzelven, en bladerde verder tot hij kwam bij de mooie coupletten
over Venetie:
Sur une gamme chromatique
Le sein de perles ruisselant
La Venus de l'Adriatique
Sort de l'au son corps rose et blanc.
Les domes sur l'azur des ondes,
Suivant la phrase au pur contour,
S'enflent comme des gorges rondes,
Que souleve un soupir d'Amour.
L'esquif aborde et me depose;
Jetant son amarre au pilier,
Devant une facade rose,
Sur le marbre d'un escalier.
Hoe exquis waren zij. Als men ze las, was het of men dreef over de
groene waterwegen van die stad van purper en parelmoer, in een zwarten
gondel met zilveren voorsteven en lange, neerhangende gordijnen. De
regels alleen schenen hem toe als de lange lijnen van turkooizen-blauw,
die ons volgen, wanneer wij naar de Lido roeien. De plotselinge
opschietingen van kleur herinnerden hem aan de flikkeringen der duiven,
die met hunne kleuren van opaal en regenboo
|