FREE BOOKS

Author's List




PREV.   NEXT  
|<   136   137   138   139   140   141   142   143   144   145   146   147   148   149   150   151   152   153   154   155   156   157   158   159   160  
161   162   >>  
hem bespiedde. XVII. Den volgenden dag ging hij het huis niet uit, en was hij meest alleen in zijne kamer, zielsbang om te sterven en toch onverschillig voor het leven zelve. De gedachte, dat hij nagespoord, achtervolgd werd, hing als een donkere wolk steeds over hem. Als de gordijnen in de wind heen en weer bewogen, begon hij te beven. De doode blaren, die tegen de ruiten opgezwiept werden, waren hem als zijn eigen verwaaide voornemens en berouwvolle buien. Sloot hij zijne oogen, dan zag hij weer voor zich het gelaat van den matroos, dat gluurde door het beslagen glas en angst scheen weer zijne hand te leggen op zijn hart. Maar misschien was het slechts verbeelding, die de wraak had opgeroepen en folterstraffen voor zijne oogen deed verrijzen! Het leven was een chaos, maar er was zoo iets verschrikkelijk logisch in de verbeelding. Het was de verbeelding, die het berouw aanhitste op de zonde! Het was de verbeelding, die iedere misdaad bevruchtte met misvormd gebroedsel. In het gewone leven der feiten werd de zonde niet gestraft, noch de deugd beloond. De sterke overwon, de zwakke moest het onderspit delven. Dat was al. Buitendien, als een vreemde zoo geslopen had om het huis, zou hij toch gezien zijn door de tuinlui of de opzichters. Hadden er voetstappen gestaan op de bloemperken, dan zouden de tuinlui het aangegeven hebben. Ja, het was zuivere verbeelding; Sibyl Vane's broer was niet teruggekomen om hem te vermoorden. Hij was weggezeild op zijn schip en ergens op zee. Voor hem was hij in ieder geval veilig. De man wist immers niet wie hij was, kon het ook nooit weten. Het masker der jeugd had hem gered. Maar al was het ook slechts een spel der verbeelding geweest, hoe verschrikkelijk was het toch te denken, dat het geweten zoo afschuwelijke spoken kon oproepen, ze een vorm kon geven, ze kon doen bewegen, voor ons heen! Wat zou zijn leven zijn, zoo die spooksels zijner zonden hem bij dag en nacht uit stille hoekjes aangluurden, hem uit schuilplaatsen uitlachten, hem in het oor fluisterden als hij aan een diner zat, en hem wekten met ijzige vingers, als hij sliep. Terwijl deze gedachte in zijn brein kroop, werd hij bleek van ontzetting; de atmosfeer om hem heen scheen te verkillen. O! in een uur van krankzinnigheid had hij zijn vriend vermoord! Spookachtig was de herinnering aan die scene. Hij zag het alles weer. Iedere kleinigheid kwam met wreede juistheid bij hem op. Uit de zwarte spelonk van den tijd
PREV.   NEXT  
|<   136   137   138   139   140   141   142   143   144   145   146   147   148   149   150   151   152   153   154   155   156   157   158   159   160  
161   162   >>  



Top keywords:
verbeelding
 

tuinlui

 

slechts

 

verschrikkelijk

 

scheen

 
gedachte
 
wreede
 

juistheid

 
immers
 

masker


kleinigheid

 

denken

 
Iedere
 

geweest

 
veilig
 

spelonk

 
hebben
 
zuivere
 

teruggekomen

 

vermoorden


ergens

 

zwarte

 

weggezeild

 

geweten

 

afschuwelijke

 

aangluurden

 

schuilplaatsen

 

aangegeven

 

hoekjes

 

atmosfeer


ontzetting

 
stille
 

uitlachten

 

wekten

 

ijzige

 
vingers
 

Terwijl

 
fluisterden
 

verkillen

 
Spookachtig

vermoord
 

herinnering

 
spoken
 
oproepen
 

vriend

 

bewegen

 
zijner
 

zonden

 
spooksels
 

krankzinnigheid