n chemie, had een eigen
laboratorium, waarin hij zich dagen opsloot. Maar bovendien was hij
een uitstekend musicus en bespeelde viool en piano beter dan de meeste
amateurs. Het was ook de muziek, die hem en Dorian Gray samenbracht,
en dan de onzegbare aantrekkingskracht, die Dorian altijd had als hij
wilde, ja vaak zelfs zonder dat. Zij hadden elkaar ontmoet bij Lady
Berkshire, toen Rubinstein er speelde en na dien tijd werden zij
altijd samen gezien in de opera of op ieder goed concert. Achttien
maanden had hunne intimiteit geduurd. Campbell was of in Selby Royal
of in Grosvenor Square. Voor hem was Dorian Gray de hoogste type van
het leven. Of zij samen getwist hadden, wist niemand. Maar in eens
merkte men op, dat ze bijna niet tegen elkaar spraken als zij elkaar
ontmoetten, en dat Campbell vroeg wegging van een soiree, zoo Dorian
Gray daar ook was. Hij was ook veranderd, was melancholiek, scheen een
afkeer van muziek te hebben, en speelde zelfs nooit meer; hij gaf als
excuus op, dat hij te veel opging in de chemie en geen tijd had tot
studeeren. En dit was volkomen waar. Meer en meer scheen hij nu
verdiept in biologie, en zijn naam verscheen een paar malen in
wetenschappelijke bladen, in verband met curieuze proefnemingen.
Dit was de man, dien Dorian Gray wachtte.
Iedere seconde zag hij op de klok. Bij iedere minuut, die verstreek,
werd hij hoe langer hoe zenuwachtiger. Eindelijk stond hij op, liep de
kamer op en neer, als een mooi dier, in een kooi gesloten. Hij nam
lange, sluipende stappen. Zijn handen werden ijskoud. De onzekerheid
werd ondragelijk. De tijd scheen hem als met looden voeten voort te
kruipen, terwijl hij door monsterachtige orkanen werd opgezweept naar
den steilen kant van een donkeren afgrond. Hij wist wat hem daar
wachtte, zag het en, rillende, drukte hij met klamme handen zijne
brandende oogleden toe, als wilde hij zijne hersens het gezicht
ontnemen en zijne oogen terugduwen in hunne kassen. Het was
vruchteloos. Het brein mestte zich met zijn eigen voedsel, en de
verbeelding, grotesk van angst, draaide en wrong zich als een levend
wezen in marteling, sprong als een hansworst, en grijnsde achter
beweegbare maskers. Toen, op eens, stond de tijd stil voor hem.
Ja, dat blinde, langzaam ademende ding kroop niet meer voort, en
afschuwelijke gedachten snelden, nu de tijd dood was, vlug naar voren
en trokken de afgrijselijkste toekomst uit een graf op. Hij staarde er
naar. De gruwelen er van versteen
|