FREE BOOKS

Author's List




PREV.   NEXT  
|<   13   14   15   16   17   18   19   20   21   22   23   24   25   26   27   28   29   30   31   32   33   34   35   36   37  
38   39   40   41   42   43   44   45   46   47   48   49   50   51   52   53   54   55   56   57   58   59   60   61   62   >>   >|  
pelen zij met de karbonkels van den starrenhemel en dobberen wiegelend op de koppen der golven; dan zingen zij in de suizende lucht en vermeien zich in de kelken der bloemen. Zij dringen door in de kamer van den werkenden dichter en omringen hem met muziek; zij omzweven de sponde van den slapenden kunstenaar en kussen zijn hoofd, zijne ziel met nieuwen gloed vervullende. Alles, alles is dan weer bezield en over alle stof zweeft weer de geest. * * * * * Het was winter, het was een heerlijke, bezielde nacht, toen ik eens twee van die geesten gewaarwerd, die in mijne kamer werkzaam waren. --Welkom, welkom, schoone etherische verschijnselen, wie gij ook zijn moogt, welkom, want ik gevoel, dat gij geluk aanbrengt! --Ik heet Lucht, zeide de een. --En ik ben Vorst, sprak de ander, wij zijn van de geesten der kunst. --Hoe! riep ik verbaasd, zijt gij kunstenaars? Ik dacht dat lucht niet anders deed dan zuurstof, koolstof en stikstof verwerken, en wind, regen en nevels maken, en dergelijken. En vorst dacht ik mij slechts als een besneeuwden grijsbaard, met norsch gelaat en ijs om zijn hoofd en zijn hart. Hoe! stroomt de gloed der bezieling door uwe gedaanten, en zijt gij nog iets meer dan natuurwetten? --Langen tijd, zeide de een, hebben wij ons met vele beslommeringen en drukten moeten, bezighouden. Wij hebben hagel en sneeuw moeten maken, de aarde verharden en met eene sneeuwlaag overdekken, duizenden schadelijke dieren en insecten verjagen en dooden. Met machtigen adem heb ik in stormen geloeid en de bladeren afgeschud, en de geheele natuur tot de rust van den winter bereid. --Ja, zei Vorst, ik heb mijn gezel moeten helpen, slooten en wateren met eene dichte, doorschijnende korst bevloeren. Dat was onze nuttige arbeid, de aardsche en stoffelijker zijde van onzen werkkring, en algemeen was het alleen deze, die men beschouwde, want wat daar ook kunstigs en schoons in mocht zijn, niemand, die daar op lette of dat begreep. Zij vroegen maar: is het nuttig? Zoo ja, was het goed, zoo neen, weg er mede. Het was of het ijs bij de schepping slechts bestemd was voor narresleden en het vermaak van schaatsenrijders; de bloemen op de glazen werden verwenscht en weggevaagd; de reine sneeuw met hare kunstige vlokken, met hare starren en rozen, werd bevuild, zoodra zij onder de menschen kwam. En die schoone ijzelkristallen, die als een bekleedsel van edele steenen aan trossen de takken en blader
PREV.   NEXT  
|<   13   14   15   16   17   18   19   20   21   22   23   24   25   26   27   28   29   30   31   32   33   34   35   36   37  
38   39   40   41   42   43   44   45   46   47   48   49   50   51   52   53   54   55   56   57   58   59   60   61   62   >>   >|  



Top keywords:

moeten

 

welkom

 
schoone
 

winter

 

geesten

 
slechts
 

sneeuw

 

hebben

 

bloemen

 
bevloeren

werkkring

 
nuttige
 

stoffelijker

 

aardsche

 

arbeid

 
dooden
 

machtigen

 

geloeid

 

stormen

 

verjagen


insecten
 

overdekken

 
sneeuwlaag
 

duizenden

 

schadelijke

 

dieren

 

bladeren

 
afgeschud
 

helpen

 

slooten


wateren
 
dichte
 

natuur

 
geheele
 

bereid

 

doorschijnende

 

vlokken

 

kunstige

 
starren
 
weggevaagd

schaatsenrijders

 

vermaak

 

glazen

 

werden

 
verwenscht
 

bevuild

 

zoodra

 

steenen

 
trossen
 

takken