FREE BOOKS

Author's List




PREV.   NEXT  
|<   12   13   14   15   16   17   18   19   20   21   22   23   24   25   26   27   28   29   30   31   32   33   34   35   36  
37   38   39   40   41   42   43   44   45   46   47   48   49   50   51   52   53   54   55   56   57   58   59   60   61   >>   >|  
fd, en toen alles te morzel lag, riepen alle omstanders uit:--Zij hebben gelijk, daar is geen geest in; ook in de kunst is geen geest. Daarna kwamen er, die hun dikken, vetten buik en hun dikke, vette wangen bevoelende, uitriepen:--Kijk, dat eerst is werkelijkheid, maar wat men niet tasten kan, bestaat niet.--En alle menschen vonden het ook zoo. In den staat maakten zij eene wet, dat niemand meer van geest mocht spreken, want dat geesten gebleken waren ijdele hersenspooksels te zijn, die niet bestaan en volstrekt van geen practisch nut zijn. --Ach, waar zijn de geesten heengevlogen? klaagden de kinderen,--waarom komen zij niet meer zoo heerlijk voor ons zingen, en ons van allerlei goeds en schoons vertellen? Ach, waar zijn de geesten? --In den kelder, in het turfhok, stoute bengels! riepen de menschen. Toen er aldus bewezen was, dat in alles wat er goed, waar en schoon op aarde verschijnt, geene geesten zaten; toen de beste en verstandigste der menschen elkander geleerd hadden en overgeleverd, dat nergens meer geest is, en het maar alleen de kinderen waren, met de oude bestjes en zwakke zielen, die slechts een duister besef hadden, dat er toch behalve al die stoffen ook geesten waren in het heelal, toen wisten de lieden niet beter of het was op het kerkhof, en in den toren bij den nachtuil en in het spookkasteel, en bij de dwaallichten en den driesprong, en in het koffiedik, dat zij de geesten moesten zoeken; en in de plaats van de reine etherische wezens, stelden zij ze zich niet anders voor dan als geraamten en bleeke spoken, katten en duivels uilen en heksen op bezemstelen, ruischende door de holle en galmende gangen van eenzame gebouwen, joelende op de hei en door de schoorsteenen, zwierende, gierende en jankende door de nachtelijke duisternis. De geesten leefden ook niet meer onder de menschen; zij gingen hooger wonen en maakten zich onzichtbaar. Niet langer spraken zij onmiddellijk tot de aardbewoners uit elke plant, uit het bosch, uit het meer, uit de zon; zij bewogen zich niet meer in het klare licht van den dag en onder de woelende, zwoegende menigte der stofaanbidders; het waren slechts uitverkorenen, aan wie zij zich bleven vertoonen. Doch als de nacht, de engel met het kalme, reine gelaat, de beschermende duisternis over de schepping uitspreidt, als de geestverjagers en stofaanbidders slapen, dan komen zij overal te voorschijn. Dan vieren zij feest en reien in de bosschen en op de velden, dan s
PREV.   NEXT  
|<   12   13   14   15   16   17   18   19   20   21   22   23   24   25   26   27   28   29   30   31   32   33   34   35   36  
37   38   39   40   41   42   43   44   45   46   47   48   49   50   51   52   53   54   55   56   57   58   59   60   61   >>   >|  



Top keywords:

geesten

 

menschen

 
hadden
 

stofaanbidders

 

maakten

 
duisternis
 

riepen

 

slechts

 

kinderen

 
gierende

zwierende

 
jankende
 

schoorsteenen

 

joelende

 

gebouwen

 
eenzame
 

nachtelijke

 

gangen

 

katten

 

plaats


etherische
 

wezens

 
stelden
 

zoeken

 

moesten

 

spookkasteel

 

dwaallichten

 
driesprong
 

koffiedik

 

anders


heksen
 
bezemstelen
 

ruischende

 
duivels
 

geraamten

 

bleeke

 

spoken

 

galmende

 
gelaat
 
beschermende

schepping

 

bleven

 

vertoonen

 

uitspreidt

 
geestverjagers
 

bosschen

 

velden

 

vieren

 
slapen
 

overal