FREE BOOKS

Author's List




PREV.   NEXT  
|<   48   49   50   51   52   53   54   55   56   57   58   59   60   61   62   63   64   65   66   67   68   69   70   71   72  
73   74   75   76   77   78   79   80   81   82   83   84   85   86   87   88   89   90   91   92   93   94   95   96   97   >>   >|  
een buurman te redden--dat was de oogenblikkelijke uitvoering van een kort beraad, en werd hem nog vergund door de belemmering, die de half ingevallen deur den binnendringenden aanbood. Toen het grauw binnen was, vond het geen Arminianen, geen predikant, geen kettersche vergadering,--niets dan een verlaten huis. Het was nog bezig met de meubelen uit de ramen te werpen, blinden en vensters af te rukken, ja zelfs tot van het dak pannen en sparren naar beneden te slingeren, toen eindelijk eenig krijgsvolk aanrukte. De schout was al eens komen kijken, maar op zichzelven niets kunnende doen, weder vertrokken, en het had lang opgehouden, eer men overeengekomen was een korporaalschap musketiers van de bezetting, of wat ruiters van de wacht te doen oprukken, want zooals men eenerzijds machten had, die telkens in elkander ingrepen, was er ook somtijds weder zulk eene vrees voor de grenzen van elks gezag, dat men in het geheel niet handelde. Zoo onze aandacht niet geheel op het huis gevestigd ware geweest, hadden wij aan den zoom der tierende volksmenigte een jongen man kunnen opmerken, die er naar scheen te kijken en tevens geheel in de beschouwing verzonken was. Die in zijn binnenste had kunnen lezen, zou er een vergeten van het gruwelijke van het feit, en eene zonderlinge soort van welgevallen in die beweging, in die koppen en figuren vol hartstochtelijke uitdrukking, in die door elkander woelende groepen hebben opgemerkt. Door een gedrang om zich heen werd hij uit zijne studie gerukt. Er was een bejaard man, reeds grijs van haren, en met een wijden tabberd met bonten zoom, als beschutting tegen de avondkoelte, gekleed, dien eenigen uit den hoop bezig waren te beleedigen. De krijschende stem van een woest wijf had geroepen:--ik ken hem, hij is ook al van 't hondje gebeten! En--een kettersch predikant, dat liep als een vuurtje rond. Men trok hem reeds bij den tabberd, toen de jonge man hem onder den arm vatte en het wijf ter zijde duwde. --Weg! riep hij. Die man is zoo rechtzinnig als Smout--of als jij en ik, liet hij er op volgen, terwijl de knevel den sarcastischen trek om zijn mond bedekte,--op zij! Of men opzag tegen de forsche en breede gestalte, het scherpe en vaste oog, en de fiksche vuist, die uit de mouw van het wambuis stak, of dat men door een vernieuwd getier aan de zijde van het geplunderd wordende huis word afgetrokken, toen--hij zich met den linkerarm ruim baan maakte en met den rechter--den andere medev
PREV.   NEXT  
|<   48   49   50   51   52   53   54   55   56   57   58   59   60   61   62   63   64   65   66   67   68   69   70   71   72  
73   74   75   76   77   78   79   80   81   82   83   84   85   86   87   88   89   90   91   92   93   94   95   96   97   >>   >|  



Top keywords:

geheel

 

tabberd

 
elkander
 

kijken

 

predikant

 
kunnen
 

gedrang

 

opgemerkt

 

hartstochtelijke

 
uitdrukking

groepen

 
woelende
 

geroepen

 

hebben

 

beschutting

 
avondkoelte
 

bejaard

 

bonten

 

wijden

 

gerukt


gekleed
 

hondje

 
beleedigen
 

studie

 

eenigen

 

krijschende

 

fiksche

 
wambuis
 

scherpe

 

gestalte


forsche
 
breede
 

vernieuwd

 
maakte
 

rechter

 

andere

 

linkerarm

 

geplunderd

 
getier
 
wordende

afgetrokken

 

bedekte

 

figuren

 

kettersch

 
vuurtje
 

terwijl

 

volgen

 

knevel

 
sarcastischen
 

rechtzinnig