n met u zelven te verbeteren, en alle stootende vergelijking
tusschen uw leer en uw leven te doen verdwijnen?
Of is het onbillijk, dat wij van u, die u een censor boven allen, ook
boven uwe overheid, acht, verwachten, dat gij ze in de deugd zult
overtreffen?
Voor u ligt de bijbel. Er zijn scherpe hoeken aan. Is het _onze_ schuld,
zoo wij er bij denken, welk een vreeselijk wapen hij is, en hem met die
metalen hoeken bij eene strijdakst vergelijken? Er zijn ook koperen
sloten aan. Is het _onze_ schuld, zoo wij vragen of die moeten beletten,
dat hij soms openvalle op, die bladzijde der liefde? De snede is rood
gekleurd. Is het weder _onze_ boosheid, die daarbij denkt aan de
bloedige ziels- en gewetensfolteringen, die zoo velen moeten lijden? Is
het onze schuld en _onze_ boosheid alleen, die aldus doet vragen en
twijfelen? Het is het oordeel der tijden, dat u die vragen in het
aangezicht werpt.
Sla dan den bijbel maar open; wij weten thans wel wat zij is, die
vunzige schimmellucht, die er uit opstijgt; wij weten het al vooruit,
dat gij bij voorkeur het oude testament zult opslaan, door u en de uwen
in hooger waarde gehouden, om zijn meer theocratischen geest, omdat uwe
geestelijke heerschzucht naar een hierachischen invloed haakt zooals gij
dien daar vindt, omdat daarin vele gevallen voorkomen van booze
koningen, die door profeten en priesters worden terechtgesteld, omdat
gij er vooral een tuighuis zult vinden van scherpe wapens ten behoeve
van uwe zaak.
De prediker heeft den tekst gelezen:
1 Kon. XII: 8: _Maar hij verliet den raad der oudsten, die hem geraden
hadden_.
Terwijl Smoutius breedvoerig den tekst verklaart, van het kleine kluitje
zeep een groote zeepsop kloppende--want de deugdelijkheid van een tekst
is als die van de zeep, hoe kleiner en hoe meer schuim, des te beter
zijn ze--dwalen onze gedachten een oogenblik af naar de dingen van den
dag. En wat was meer het ding van den dag dan de schutterstwisten?
Zeker, de remonstrantsche en contra--remonstrantsche beroeringen waren
nog steeds de _question brulante_, de grootste bewegende kracht dier
dagen, maar nu was er iets nieuws, dat daarmede in verband stond.
Het was in October van het vorige jaar, dat Jan Klaasz. Vlooswijk, tot
kapitein van een burgervendel gekozen, aan de schutters werd
voorgesteld, en dat een aantal van hen weigerde hem te ontvangen. Voor
burgemeesteren ontboden, verklaarden de belhamels, dat Vlooswijk een
Arminiaan en een vijand v
|