FREE BOOKS

Author's List




PREV.   NEXT  
|<   27   28   29   30   31   32   33   34   35   36   37   38   39   40   41   42   43   44   45   46   47   48   49   50   51  
52   53   54   55   56   57   58   59   60   61   62   63   64   65   66   67   68   69   70   71   72   73   74   75   76   >>   >|  
t goed te kennen was, en dat ging wel. Maar toen moesten wij jonge tarwe wieden ... (zij hield even op; wat al gedachten, nooden, en strijden kwamen haar bij dit eenvoudig verhaal weder voor den geest!) ... toen moesten wij jonge tarwe wieden, mijnheer! vervolgde zij, en ik had dat nooit gedaan en nooit op jonge tarwe gelet, en toen kende ik het onderscheid niet tusschen dat en het gras--het is bijna eender, mijnheer, als men er niet aan gewoon is, en honderdmalen haalde ik in plaats van het onkruid, tarwe uit, zooals zij mij zeiden, die naast mij liepen,--maar de baas zag dit niet. Ik deed dat acht dagen, want wij moesten eten maar eindelijk zeide ik, toen ik het niet leerde, bij mijzelve: neen! de baas betaalt mij, en ik haal zijne tarwe uit in plaats van het onkruid, en toen ging ik weg;--dat was niet pleizierig voor hem, omdat hij mij daar geplaatst had, maar toen kwam de ziekte van mijn jongen daarbij, en hij hielp en redde ons toch weer.... Er waren eenige oogenblikken van stilte. --Zij zullen hem wel gauw vergeten, maar bij ons zult gij nooit vergeten worden, zeiden zij, voor het heengaan een paar doode takken, die op het graf gevallen waren, daarvan verwijderende. Na deze eenvoudige hulde ging zij vertrekken. O Diogenes, dacht de wandelaar, ik weet niet of gij uwen mensch al gevonden hebt, en of uwe lantaarn nog brandt--maar als tot de eigenschappen van den ideaalmensch, dien gij zoekt, waarachtige kiesche dankbaarheid behoort, dan heb ik van uwen mensch al een niet verwerpelijk exemplaar gevonden. --Zoo er eenige onsterfelijkheid hier op aarde zoet is, zeide hij tot de vrouw, is het die van te leven in een dankbaar hart,--wilt gij iets van mij aannemen, en mijner gedenken? Zij dankte hem en ging haars weegs, naar het dorp; de wandelaar trad voort, den langen weg op, die voor hem lag. * * * * * EENE PREEK IN 1629. DE PREEK. _Hebt God lief met geheel uwe ziel. Hebt uwen medemensch lief als u zelven. Daar is geen grooter gebod dan deze twee_. Dit stond in den bijbel te lezen, die in het begin der 17e eeuw in de huiskamer lag, in den bijbel van het studievertrek des predikers in den bijbel, die op den lessenaar van den kansel was opgeslagen, in dien, waarop de regenten den eed aflegden, in dien, waaruit het volk onderwezen werd; maar het was alsof een noodlottige nevel over die schoone bladzijde heen waarde, alsof een kwade geest die blad
PREV.   NEXT  
|<   27   28   29   30   31   32   33   34   35   36   37   38   39   40   41   42   43   44   45   46   47   48   49   50   51  
52   53   54   55   56   57   58   59   60   61   62   63   64   65   66   67   68   69   70   71   72   73   74   75   76   >>   >|  



Top keywords:

bijbel

 

moesten

 
eenige
 

zeiden

 
onkruid
 

plaats

 

wieden

 

mijnheer

 

gevonden

 

wandelaar


vergeten

 

mensch

 

gedenken

 

dankte

 

langen

 

mijner

 

behoort

 

verwerpelijk

 

exemplaar

 

dankbaarheid


kiesche

 

ideaalmensch

 

waarachtige

 

onsterfelijkheid

 
dankbaar
 
aannemen
 

zelven

 

regenten

 

aflegden

 

waaruit


waarop

 

opgeslagen

 

predikers

 

lessenaar

 
kansel
 
onderwezen
 

waarde

 

bladzijde

 

schoone

 
noodlottige

studievertrek
 

huiskamer

 
medemensch
 
eigenschappen
 
geheel
 
grooter
 

liepen

 

kennen

 

zooals

 
honderdmalen