ijl het
in onze klasse algemeen ten hoogste werd afgekeurd, dat, in eene
eerlijke vechtpartij, de wijze redeneerende mijnheer "_die een krijgsman
was_" tusschenbeide kwam.
Al die denkbeelden waren zoo geheel anders dan die der werkelijke
jongenswereld.
Is het wonder, dat ik meer hield van Sheherazade en de zeven eenoogige
Calenders, van Sindbad en den vogel Roc?
* * * * *
In onze stad was een gymnasium, en toen ik den behoorlijken leeftijd
had, ging ik daar dagelijks heen, om mij te laten volpompen met
classieken nectar, benevens eenig modern toeeten.
Met eene zekere pedanterie, aan dat tijdperk eigen, werden wij,
gymnasiasten, weldra groote beminnaars van de oude classici en zagen met
verachting neer op alle jongens, die geen Latijn en Grieksch kenden; wij
vonden het in ernst een zedelijk gebrek in iemand, geen Latijn en
Grieksch te kennen.
--De classieke letterkunde, zeiden wij, is toch de ware en de schoonste!
Wat is al dat nieuwe anders dan navolging? Navolging van de ongelijkbare
meesterstukken der classici? Wat waren al de nieuwere te zamen,
vergeleken bij Homeros alleen? Waar was de echte poezie, de echte
welsprekendheid, de echte historiekennis, zoo niet bij de oude classici!
Spreekt me dan niet van de nieuwere; wij houden het bij de oude
classici!
Ik moet bekennen, dat, als men ons gevraagd had:--wat is het onderscheid
tusschen de ouden en nieuwen, tusschen de classici en romantieken? dat
wij raar zouden opgekeken en weinig geantwoord hebben.
O tijd van krachtige opwellingen, van onberedeneerde, maar dan ook
warme, gloeiende, oogenblikkelijke voorliefde en neigingen!
Thans zijn wij meer beredeneerd en veel wijzer--maar ook zooveel koeler
en minder ontvankelijk! Hoe het zij, wij zullen er ons niet minder wel
bij bevinden, geloof ik, indien we dien trek onzer jeugd niet al te zeer
wegredeneeren en uitroeien, en wij zullen het ons niet beklagen in het
leven, wanneer wij _hierin_ jong zijn gebleven, dat er voor ons nog
toewijding en oogenblikkelijke, instinctmatige voorkeur, en warme, al is
het soms onberedeneerde, ingenomenheid blijven bestaan.
Er was altijd eene buitengewone beweging op straat, als wij, gelijk een
levendige bijenzwerm, het gymnasiale gebouw verlieten, het oude,
vervallen, vervelooze huis, dat met het trotsche opschrift _Palladis
Sedes_ prijkte. Dan braken al de door het rectorale oog in bedwang
gehoudene elementen los, dan hoorde men de uiting
|