en van elk individu; de
een schold op den ouden baas, de ander luchtte zijn bedwongen levenslust
in straatschenderijen; hier waren er, die spraken van wat er dien dag op
school gebeurd was, over thema's, nota's, en den strijd om den voorrang
en de praemia; ginds was er een bezig zijne boeken in zijn pet en de
zakken van zijn broek en buis te verbergen en liep deftig als een
mijnheer; de meesten stoeiden, joelden en babbelden door elkander.
Wat eene verscheidenheid van karakter en aanleg! Dat zou men niet
vermoed hebben, als men ze een half uur vroeger gezien had, allen aan
gelijke, met gelijksoortige inktvlekken en kerven versierde tafels en
banken gezeten, allen met hetzelfde boek voor zich, allen peuterende aan
denzelfden zin van Plutarchos, en dien naar denzelfden grammaticalen
regel uitrafelende.
--Bah! wat was de oude weer lastig en vervelend! zei Piet.
--Waarom was je ook zoo stem! antwoordde Jan.
Zoo zijn ze, ruw maar rond. Twintig jaren later zal Jan zeggen:--Als ik
de vrijheid mag nemen het op te merken, geloof ik, dat de geachte
spreker daarin ongelijk had en dat zijn geheugen hem voor een oogenblik
bedrogen heeft op dat punt.
--Stom? Pedante vent! zei Piet.
--Ja zeker! Jongens, is het niet stom, dat hij niet weet choriambicum
asclepiadeum is?
Gelach en toestemming.
--Het is de schuld van dien ellendigen Kees, zei de persoon, die gefaald
had in de eigenschappen van het choriambicum,--die heeft geklikt, dat ik
in mijn boek keek.
--Geklikt? en er waren al handen aan den kraag van den ellendigen Kees,
en laarzen dicht bij zijn ... eind van zijn rug, want de
volksgerechtigheid is snel.
--Stil, houdt op! riepen sommigen; niet allen te gelijk! riepen eenige
ouderen; eerst hooren! zeiden enkele juristen.
--Kees, is het waar?
--Ja! schreeuwde deze in zijne kwaadheid. Hij kijkt altijd in zijn boek,
en hij doet altijd valsch--en dan heeft hij den naam van zoo knap,
vervolgde de naijverige, kleingeestige Kees, en ik zal het van iedereen
zeggen, daar ik het van zie!
Kees was algemeen gehaat en als de gelegenheid zich voordeed, barstte
gewoonlijk die veete van alle kanten los. Het regende nu ook van alle
zijden klappen en schoppen, en eindelijk werd hij met zijn hoofd in een
emmer met water geduwd, zoodat hij er erbarmelijk uitzag. Een was er,
die hem een zakdoek gaf om zich te drogen, en zoo droop de gestrafte
verklikker naar huis.
Maar hiermede was de miskenner van het choriambicum niet g
|