n voor vele duizenden hetzelfde
blijft, en vele duizenden in het leven van eenen trekken uit hun eigen
leven terugvinden. Ik zal er mij daarom niet over verontschuldigen,
indien ik u met mij zelven en die eerste bladen uit mijn levensboek ga
bezighouden. Misschien toch ziet gij er op sommige plaatsen u zelven als
in een spiegel weder, en hoe streelend en aangenaam het is, zich in een
spiegel te beschouwen, bewijst de eer, waarin dat meubel bij wilden en
beschaafden gehouden wordt.
Het is geen opvolgend en volledig levensverhaal, dat gij moet
verwachten, het zijn slechts bladen, die ik u laat kijken, zooals zij,
een voor een of bij meerdere te gelijk omgeslagen, zich aan ons
voordoen. Hoe zou ik ze u ook alle kunnen laten lezen? De eerste
bladzijden zijn maar met hanepooten gevuld, van de overige zijn er daar
de inktkoker over is gevallen, sommige zijn er uit gescheurd; ook zijn
er, die ik getracht heb uit te wisschen, maar die telkens weer opkomen,
als een oude vlek op een kleed; andere weder zijn te zeer in
overstelpend geluk en verheffing geschreven, om niet bespot te worden in
de dagelijksche wereld, want het staat zoo dom, gevoel te hebben, en het
is alleronfatsoenlijkst het te toonen. Ook zijn er, die nauwelijks
leesbaar zijn, omdat zij in duisternis of op reis, of op mijne knie, of
in het geheel niet geschreven werden.
Stelt u voor, dat ik in dat dikke boek zit te bladeren, en u de bladen
voorlees, als ik ze bij een of twee, drie, vier en meer te gelijk
omsla.... Gij krijgt daardoor als eene bloemlezing uit het boek: Het is
waar, gij krijgt op die wijze niet _alles_ te weten, maar....
Deze manier heeft het groote voordeel, dat de nieuwsgierigheid wel
geprikkeld, maar niet oververzadigd wordt.
En vervolgens heb ik zoodoende eene waarschuwing van Voltaire in acht.
genomen:
_Le secret d'etre ennuyeux c'est de tout dire._
Ik heb voor mijne geboorte zoo ontzettend veel beweging en opschudding
gemaakt in de wereld, dat ik er bijna aan wanhoop, ooit meer zoo
gewichtig op deze aarde te zullen worden, als toen ik er nog niet op
was. Op die wijze en met de jaren _sempre crescendo_ voortgaande, had ik
op zijn minst een schok en omkeering als Mohammed, Alexander, Napoleon,
Karel de Groote, Luther, Confucius of de typographie moeten
teweegbrengen.
Waarlijk het eerste woord, dat ik kon spreken, had wel een woord van
verontschuldiging mogen zijn aan al de lieden, die ik zoo in beweging
gehouden en naar mijne pijp
|