e was naar het
toppunt van schier onbeperkte heerschappij, en in wier hand de prediker
thans geheel was als een schaap onder de wolven--al konden de herders
het naderhand wreken--, aan die regeering in het aangezicht te durven
zeggen, gij, die mij van heerschzucht beschuldigt, gij ziet den balk in
uw eigen oog voorbij!
Een stout woord, en zoo dit uwe bedoeling geweest is, dan hebt gij, "de
hand in de tasse gestoken ende eenen steen daar uyt genomen, ende dien
geslingerd en getroffen den Philistijn in zijn voorhoofd."
Of het een schoen was, dien men zich aantrok, omdat hij scheen te
passen, dan wel of het alleen om de beleediging was, burgemeester Boom
zag den spreker strak in het gelaat en vorschte naar het doel. Dat
gelaat loog niet--het was rood, de grijze oogen schitterden onder de
gefronste wenkbrauwen. Boom richtte zich op in zijn armstoel, en de
saamgenepen hand wat zwaar op de tafel leggende, zeide hij langzaam:
--De heer Smout vergete zich niet--en bedenke, dat hij voor
burgemeesteren van Amsterdam staat.
Dat was zeker geene kleinigheid, en er was geen zweem van snorkerij in
deze woorden. Menig stout spreker zou hier wat ingebonden, menig hoofd
hier gebogen hebben. Burgemeesteren van Amsterdam--die heeren en
meesters van Amstels macht en rijkdom, die in de weegschaal tegen de
stadhouders zoo dikwijls de zwaarste bleken, die slechts de Staten boven
zich rekenden, wier besluiten zij toch zoo vaak verlamden, en die zoo
dikwijls tot de heerschzuchtigste willekeur vervielen; maar ook, men
moet het nooit vergeten, de mannen, die rusteloos den lande dienden,
mannen, die minder geleerd en welsprekend dan men er thans zoo velen
vindt, maar gewoon waren zelve, nu te velde, dan op de vloot, dan als
gezant of in de raadzaal, alles te gelijk te wezen, mannen van de pen,
van het woord en van het zwaard.
Het was een stout woord, Smoutius, en zoo wij u eene deugd moeten
toekennen, is het zeker die van onversaagd uwe meening te uiten. Maar
ook Smout stond niet alleen; mocht hier voor het oogenblik de kans niet
gelijkstaan, op den duur en op een anderen grond was zij dit wel, want
achter den eenvoudigen prediker stond de kerkeraad, maar vooral het
volk, dat zich laat opwinden en als werktuig gebruiken, en dan met
blinde kracht voortholt.
Belangrijk was het, die twee machten tegenover elkander te zien, de
wereldlijke en de geestelijke, de wet en de kerk, strijdende wie
heerschen zou.
Toen Smout bemerkte, dat het er
|