eien, moest den levenslust wel dempen en vervangen
door eigen-gerechtigheid en huichelarij, de specifiek-onaangename
karaktertrekken van het puritanisme.
Het strenge toezicht op het private leven was onmogelijk zonder een
stelsel van bespieding en verklikking, waar de stank van wantrouwen,
oogendienst, babbelzucht en kwaadsprekerij van verre uit opstijgt,
dat doodend werkt op den gezelligen omgang, lach en kus op de lippen
verstijven doet.
Geen wonder, dat wie de stad bezocht, komend uit de wereld van losse
zeden, wuftheid, gratie, galanterie en genotzucht ten westen en zuiden,
haar somberte voelde drukken op zijn gemoed als die eener gevangenis en
de gezichten binnen haar wallen Voltaire opvielen door hun plooi van
gemelijke norschheid.
De levenskracht, door den harden greep der tucht en den dam der meening
van het zondige genot afgehouden, stroomde onverzwakt in de bedding van
den arbeid en van het gezinsleven. Vlijtig, spaarzaam, matig, waren de
burgers van Geneve, eerbaar van zeden, gesloten van gemoed, gehecht aan
de zeden der vaderen en aan de traditie. Dit alles behoort tot het
gewone wezen van den onafhankelijken kleinburger der tijden, die
voorafgaan aan de ontwikkeling van het moderne kapitalisme. Maar dit
wezen, hoe stuursch en onaangenaam ook door de werking van het
kalvinisme in hen, werd geadeld door een ruige fierheid, vrucht hunner
kerkelijk-nationale geschiedenis en der eigendommelijke positie van hun
nietig, en toch in geestelijke zaken gezaghebbend gemeenebest. En de
godsdienstige voorgangers wakkerden, in de wekelijksche predikatie, den
hoogmoed, maar ook het besef van verantwoordelijkheid hunner gemeentenaren
aan, leerden hen zich te voelen als een uitverkoren schare, geroepen God
te bekennen onder de zedenlooze en losbandige volken te midden van wie het
lot hen voerde.
Want van de burgers van Geneve trokken vele, naar schatting wel een
vierde der volwassen mannen, uit, om in den vreemde brood te vinden.
Zij kon hare kinderen niet alle voeden: te groot was het aantal nijvere
handen in verhouding tot het afzetgebied der stad.
Na de opheffing van het edikt van Nantes had een groote stroom van
Fransche emigranten, gelijk reeds eenmaal in de 16de eeuw, zich over
Geneve uitgegoten. Onder dit later geslacht van protestantsche
vluchtelingen waren mannen van ruimer levens-inzicht en wijder
ontwikkeling dan de burgers van Geneve bezaten, waar de oude denkvormen
allengs verstijfden. Zij werkten als
|