r aangenaam is."
"Van paarden heb ik geen verstand en het zal mij zeer aangenaam zijn,"
zeide Dolly een weinig verwonderd. Zij zag aan zijn gezicht, dat hij
daarmee iets bizonders voorhad. En zij had zich niet vergist.
Toen zij weer door de poort den tuin in waren gegaan, zag Wronsky
naar Anna om en toen hij zich overtuigd had, dat zij hem niet meer
zien en hooren kon, begon hij met een goedhartig lachje:
"Ik verheug mij zeer over de gelegenheid om met u te kunnen spreken. Ik
vergis mij niet, als ik u voor Anna's vriendin houd." Hij nam den
hoed af en streek zich over zijn reeds kaal wordend hoofd.
Dolly antwoordde niets, maar zag hem slechts verrast aan. Zij vreesde
plotseling voor hetgeen hij zeggen zou. Allerlei vermoedens vlogen
haar door het hoofd: "hij zal mij willen vragen hen met al mijn
kinderen te bezoeken, en ik zal hem dit verzoek moeten afslaan; of om
mij moeite te geven Anna in Moskou conversatie te verschaffen ... of
misschien iets over Wassenka Wesslowsky en zijn verhouding tot Anna,
of van Kitty, tegenover wie hij zich schuldig gevoelt?" Zij vermoedde
alleen onaangename dingen, maar het ware raadde zij niet.
"Gij hebt een grooten invloed op Anna en zij houdt veel van u; gij
moet mij helpen."
Zij zag hem schuchter vragend in het energiek gelaat, dat nu eens
door de zon helder verlicht, dan weer door het lommer der linden
ten volle beschaduwd werd, en wachtte, wat hij verder zeggen zou;
maar hij ging met den stok op het kiezelzand slaande zwijgend naast
haar voort, alsof hij zijn gedachten eerst wilde verzamelen.
"Nu gij, de eenige vrouw van alle vroegere bekenden van Anna, ons hier
bezocht hebt, zie ik wel in, dat ge het niet gedaan hebt, omdat ge
onzen toestand voor een normalen houdt, maar omdat ge, terwijl ge al
het moeielijke er van begrijpt, haar nog even lief hebt als vroeger
en haar gaarne zoudt willen helpen. Heb ik geen gelijk?" vroeg hij
en zag haar aan.
"Nu ja," antwoordde Dolly, "maar...." "Neen," viel hij haar in
de rede en, terwijl hij staan bleef, dwong hij ook haar stil te
staan. "Niemand kan beter en nauwkeuriger dan ik het moeielijke in
Anna's positie begrijpen. Dat moet gij gelooven, als ge mij de eer
bewezen wilt mij voor een mensch met een hart te houden. Ik ben de
oorzaak van dezen haar toestand en dat gevoel ik."
"Ik begrijp u," zeide Dolly, die onwillekeurig de oprechte en besliste
wijze bewonderde, waarop hij dit uitgesproken had. "Maar juist omdat
gij u voor
|