t iets. Hij is bepaald op u verliefd,"
zeide Anna. "Maar zijt gij ook niet moede?"
Voor den middag vonden zij ook geen tijd meer om haar gedachten uit
te spreken. In het salon vonden zij vorstin Warwara en de heeren
in het zwart gekleed; slechts de architect droeg een frak. Wronsky
stelde zijn gast den dokter en den Duitschen rentmeester voor. Den
architect had zij reeds in het ziekenhuis leeren kennen.
De dikke huishofmeester met zijn rond, gladgeschoren gezicht en
zijn witten das kondigde aan, dat er opgediend was. De dames stonden
op. Wronsky verzocht Swijaschsky Anna den arm te reiken, terwijl hij
zelf Dolly naderde. Wesslowsky kwam Tuschkewitsch voor en bood vorstin
Warwara den arm, zoodat Tuschkewitsch, de dokter, de rentmeester en
de architect zonder dames bleven.
De eetzaal, het middagmaal, de bedienden, de wijn en de gerechten
pasten niet alleen bij de algemeene weelde in dit huis, maar schenen
nog grootscher dan al het overige.
Aan Wronsky's blik, zooals hij de tafel overzag en den huismeester
met het hoofd teekens gaf, zooals hij Dolly tusschen botwinja en soep
liet kiezen, bemerkte deze als ervaren huisvrouw, dat dit geheele
diner zonder Anna's toedoen, hoewel onder toezicht van den huisheer
zelf tot stand kwam. Van haar hing klaarblijkelijk niet meer af dan
van Wesslowsky; Anna, Swijaschsky en Wesslowsky waren allen gasten,
die vroolijk datgene genoten, wat voor hen bereid was.
Anna trad slechts als gastvrouw op in de leiding van het gesprek. Tegen
deze, voor een huisvrouw aan een kleine tafel en met personen, zooals
de rentmeester en de architect, die in een gansch anderen kring thuis
behoorden en zich alle moeite gaven zich door de ongewone weelde niet
verbluft te toonen en aan het algemeen gesprek zoo weinig mogelijk deel
te nemen,--alzoo tegen deze voor een huisvrouw niet gemakkelijke taak
was Anna met haar gewonen tact ten volle opgewassen en zij leidde het
gesprek met natuurlijke bevalligheid, ja, zooals het Dolly toescheen,
zelfs met genoegen.
Het gesprek stokte onder de dischgenooten, behalve van de zijde van den
in somber zwijgen verzonken dokter, den architect en den rentmeester,
nooit en Dolly gevoelde zich zoo opgewekt en was zoozeer in vuur
geraakt, dat zij zelfs een kleur had gekregen en bij later nadenken
daarover het niet geheel met zich zelf eens was, of zij ook iets
dwaas of aanstootelijks kon gezegd hebben. Swijaschsky bracht het
gesprek op Lewin en zijn zonderlinge denkbeeld
|