ar de speeltafeltjes gereed stonden en de gewone partners een niet
hoog spel speelden; de sophakamer, waarin geschaakt werd en waar
Sergej Iwanowitsch met een bekende in gesprek was; de billardkamer,
waar een vroolijk gezelschap bij den champagne zat en waarbij ook
de Petersburger Gagin ging zitten. Zij gingen ook behoedzaam het
geluid hunner schreden dempende, door de leeskamer, waar een jonge
man met een somber gelaat in de journalen bladerde en een kaalhoofdig
generaal in de lectuur verdiept was. Zij kwamen ook in een vertrek,
dat de oude vorst de "wijze" kamer noemde, en hier spraken drie heeren
ijverig over de laatste politieke berichten.
Hier verliet de oude vorst Lewin en deze begaf zich op weg om Oblonsky
en Turowzin op te zoeken, wier gezelschap hem het aangenaamst was.
Hij vond Turowzin in de billardkamer en Stipan Arkadiewitsch in de
deur in gesprek met Wronsky.
"Niet, dat zij zich juist verveelt, maar dit onzekere en onbesliste
in haar toestand...." hoorde Lewin Wronsky zeggen en wilde zich
verwijderen. Maar Stipan Arkadiewitsch riep hem aan: "Lewin!"
Lewin bemerkte in Oblonsky's oogen een vochtigen glans, dien zij
altijd hadden, wanneer hij rijkelijk gedronken had of wanneer hij
ontroerd was. Nu was het eene en het andere het geval.
"Ga niet weg, Lewin," zeide hij en drukte zachtjes zijn arm. "Hij
is mijn intiemste, zoo niet mijn beste vriend," zeide hij tot
Wronsky. "Ook gij zijt mij na en zijt mij dierbaar. En ik wensch, dit
weet hij, dat ook gij met elkander bevriend zult worden en elkander
nader leert kennen, want gij beiden zijt goede menschen."
"Nu, dan blijft ons niets over dan elkander te omhelzen," schertste
Wronsky op goedhartigen toon, terwijl hij Lewin de hand reikte.
Deze sloeg snel toe en drukte ze stevig.
"Kellner! Een flesch sect!" riep Stipan Arkadiewitsch.
"'t Doet me veel genoegen," zeide Wronsky; maar ondanks hun
wederzijdschen wensch en dien van Stiwa, hadden zij elkander niets
te zeggen en beiden gevoelden dat.
"Gij weet, dat hij Anna nog niet kent," zeide Oblonsky tot Wronsky. "Ik
breng hem bepaald bij haar. Wij willen er met hem heenrijden."
"Anders gaarne," antwoordde Wronsky, maar ik ben ongerust over
Jawschin. Ik moet hier blijven, tot hij klaar is."
"Speelt hij slecht?"
"Hij speelt zonder ophouden en ik ben de eenige, die hem dan
terughouden kan."
Stipan Arkadiewitsch nam Lewin onder den arm.
"Hoor eens, doe mij en Dolly en vele andere het genoege
|