n en rijd
terstond met mij naar mijn zuster Anna. Zij is te huis. Ik heb het
haar reeds lang moeten beloven je eens mee te brengen. Waarheen wilde
je van avond anders?"
"Naar niets bizonders. Ik heb Schwijaschsky slechts beloofd met hem
naar de landbouwvereeniging te gaan. Wanneer je dus wilt, kunnen wij
er heenrijden," antwoordde Lewin.
"Mooi! Ga eens zien, of mijn rijtuig er is," wendde zich Oblonsky
tot een societeitsbediende.
V.
Oblonky's wagen kwam voor en hij steeg er met Lewin in.
"Wat doet het mij genoegen, dat je haar nu leert kennen. Gij weet,
dat Dolly het altijd gewenscht heeft, en hoewel zij mijn zuster is,
mag ik toch wel beweren, dat zij een buitengewone vrouw is. Enfin,
je zult haar zien. Haar positie is zeer moeielijk, vooral nu."
"Waarom dan juist nu?"
"Wegens vroegere onderhandelingen met haar man betreffende de
scheiding. Hij was volkomen bereid, maar nu rijzen er eenige bezwaren
wegens den zoon, en deze aangelegenheid is nu al drie maanden op
de lange baan gebleven. Als het tot de scheiding komt, trouwt zij
dadelijk met Wronsky."
"Wat zijn er dan nog voor bezwaren?" vroeg Lewin.
"Och, dat is een lange en vervelende geschiedenis! Bij ons is immers
alles zoo onbestemd. Maar het is er nu zoo mee gelegen: in afwachting
van de scheiding woont zij nu reeds drie maanden hier in Moskou,
gaat nergens heen, ontvangt behalve Dolly geen dame, want je zult
begrijpen, dat zij geen bezoeken uit genade wenscht; dan is ze nu ook
gebrouilleerd met die dame vorstin Warwara. Een andere vrouw zou in
haar positie niet weten wat aan te vangen. Maar zij--nu, je zult eens
zien, hoe zij haar leven heeft weten in te richten; hoe kalm en waardig
zij zich houdt.--Hier links in de zijstraat, tegenover de kerk!" riep
hij uit het portier. "Poeh! hoe warm!" zuchtte hij en sloeg zijn reeds
eerder opgeslagen pels ondanks de twaalf graden koude nog verder open.
"Zij heeft immers ook een dochtertje. Daarmede houdt zij zich zeker
veel bezig?" vroeg Lewin.
"Het schijnt, dat ge u een vrouw slechts als een soort wijfje, une
couveuse, voorstelt," zeide Stiwa. "Als zij bezig is, dan moet dit
altijd met kinderen zijn. Ik geloof, dat zij ze uitstekend opvoedt,
maar men hoort daar nooit iets van. Haar bezigheid bestaat vooreerst
in schrijven--neen, ik zie dat gij ironisch lacht--maar dat is
onrecht--zij schrijft een kinderboek, maar spreekt er met niemand over;
zij heeft het mij alleen eens voorgelezen en ik
|